95
gehad v. w. b. den marschveiligheidsdienst en den voorpostendienst. De ver
deeling van de voorhoede in pointetête en gros is vervallen; bij den voor
posten dienst de indeeling in réserve, grand'-gardes, petits postes en sentinelles.
Een en ander werd vervangen door „une système plus conforme a la réalité
et aux exigences du combat".
Mil. Wochenblatt. No. 9. September 1930. „Die neue Österreichische
Gefechtsv or schrift"„Artikel 2 van de algemeene bepalingen behandelt het
vuur en zijn toepassing en verklaart het vuur voor het belangrijkste strijd
middel van de bevelvoering in het gevecht, verlangt steeds een nauwe ver
binding van vuur en beweging, wijst op de noodzakelijkheid, inde „Schwer-
gewichtsraumen" door „planmaszige Zusammenfassung der Mittel" overwel
digende werking tot uiting te brengen". „In het gevecht moet steeds de aan
sluiting worden gezocht naar dien troep, welke het verste vooruit is kunnen
komen".
Allgemeine Schweiz. Militarzeitung. No. 9 en No. 10. September en
October 1930. „Das neue Exerzierreglement für die Infanterie", kolonel
H. Henn. Schr. begint een bespreking van het nieuwe reglement.
„Aanvallen wil zeggen den vijand terugwerpen en hem vernietigen" en
„verdedigen wil zeggen de stelling behouden". Het voorschrift zegt o. a. „de
stormaanval is niet geëindigd vóór de eerste verdedigingsmaatregelen zijn
genomen". In de verdediging moet de infanterie den tegenstander voor het
front neerschieten en zich in het toegewezen stellinggedeelte handhaven. De
stelling mag onder geen omstandigheden worden verlaten".
Militarwissenschaftliche Mitteilungen. September-Octobernummer
1930. Die neue Gefechtsvorschrift', luit-kolonel Dr. Rendulic (zie ook
I. M. T. blz. 1012). „De eerste en belangrijkste vraag zal zijn deze: „waar is
de vijandelijke stelling, d. w. z. de strook, waarin de vijand den eigenlijken
tegenstand beoogt te bieden en welke deelen zijn slechts vooruitgeschoven
krachten De aard- en Iuchtverkenning zullen zelden in staat zijn daarover
volle klaarheid te brengen. Nauwkeuriger gegevens zullen door inleidende
gevechten zijn te verkrijgen. De voortroepen van den aanvaller moeten daar
om den vijand aangrijpen; vooruitgeschoven krachten terugwerpen en trachten
tot aan Vij, stelling door te dringen. Zij moeten daarom sterk zijn.
Voor den aanval op vooruitgeschoven krachten moet weinig inf. worden
ingezet; ondersteuning door sterke art. moet zekergesteld zijn".
Oefeningen.
Revue militaire suisse. No. 8. Augustus 1930. „Manoeuvres de division".
Bevat een nota naar aanleiding van in Zwitserland in 1929 gehouden manoeuvres.
„Opnieuw zien we hier", zegt de nota, „die volkomen afwezigheid van
samenwerking tusschen de kameraden, die zij aan zij strijden, een van de
ernstigste lacunes in de opleiding van de hoofdofficieren". „Desamenwerking
laat ook te wenschen over tusschen de wapens, geplaatst onder eenzelfden
commandant.
Menig inf. comdt. zal b.v. nalaten de infanterie en de ingedeelde mitr. te
doen samenwerken".
Tactiek.
Mavors. No. 9. September 1930. Vragen betreffende „bevelvoering"5de
vervolg „Het vuurplan der voorposten" door den schrijver. „Bestaat er verschil
tusschen het vuurplan ontworpen voor de verdediging van de hoofdweer-
standstrook en dat oniworpen voor de voorpostenstrook „Het vuurplan
voor de voorposten, belast met de beveiliging van legering, is van zoo een-
voudigen vorm, dat men van een vuurplan niet meer kan spreken. De voor
posten met waarschuwende taak voor een stelling, stellen geen vuurplan
samen. Het vuurplan van de voorposten met taak „stand houden" kenmerkt
zich door veel grootere soepelheid dan dat voor het afgeven van vuur voor
de hoofdweerstandstrook, terwijl frontaal vuur hoofdzaak is. Het afgeven