Omdat het bivak in de sawah herhaaldelijk beschoten werd, werden 3 compagnieën Barisans op den 12en April aangewend tegen de kampong Zuidwest van het bivak, van waaruit de beschietingen plaats vonden. Toen de vijand met getrokken klewang uit hun schuilhoeken te voorschijn sprong, weifelden de Madoereesche troe pen een oogenblik, doch door de flinke houding van de Europeesche en Inlandsche officieren aangemoedigd, hielden zij moedig stand en verdreven den vijand. Bij dit gevecht sneuvelde de Madoereesche luitenant Djojosas- mito. Bij de tweede bestorming van de Missigit hadden de Barisans geen daadwerkelijk aandeel. Op den 16en April werd een compagnie Barisan aangewezen als ondersteuning van een compagnie van het 12e Bataljon, die in opdracht had den vijand uit de versterkte stellingen in de sawah- vlakte bij Lambenot te verdrijven. Toen de compagnie van het 12e Bataljon stormde bleven de Barisans achter de galangans liggen, van waaruit de officieren hen onmogelijk voorwaarts konden krijgen, voor de vijand geheel ver dwenen was. In de eerste Atjeh-expeditie hebben de Barisans zich dan ook niet met roem overladen, hetgeen toegeschreven moest worden aan de ongeoefendheid van deze hulptroepen. Toch werd ter zake van zijn gedrag in deze expeditie, de Majoor der Barisan van Bangkalan, R. Ario Majangkoro bij K. B. van 6 October 1874 benoemd tot Ridder M. W. O. 4e kl. De 2e Atjeh-expeditie. In 1873 werden voor deze expeditie 8 compagnieën Barisan op geroepen, waarvan de helft als reserve achterbleef op Madoera en 4 compagnieën naar Padang vervoerd om aldaar als halfbataljon met andere infanterietroepen de le brigade te vormen. Dit halfbataljon bestond uit 2 compagnieën van Bangkalan en 2 compagnieën van Soenrenep, ter sterkte van 17 Madoereesche offi cieren en 504 Madoereesche minderen, waaraan toegevoegd 6 Euro peesche officieren en 35 man Europeesch kader, het geheel onder commando van Majoor Gits. Deze troepen waren bewapend met het Beaumontgeweer en werden gedurende 4 maanden geoefend, ten gevolge waarvan zij eerst op 1 Februari 1874 op het oorlogsterrein verschenen en zij dus niet hadden deelgenomen aan de verovering van de Kraton, welke op 24 Januari t.v. plaats vond. Wel hebben zij deelgenomen aan de talrijke gevechten na den val van de Kraton. Op den 15en Februari bij de gevechten in de richting van Ke- tapang-doea sneuvelde de kapitein der Barisan R. Ario Soero Adi Negoro. 121

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 12