slechts geringen invloed kunnen zijn bij de vaststelling eener mili taire organisatie. De Regeering meende dat in verband met de daaraan verbonden verhooging van uitgaven de tijd nog niet ge komen was tot herstel van de vroegere sterkte van de korpsen over te gaan. Van de zijde van den Volksraad werd er toen nog ten rechte de aandacht op gevestigd, dat de bezwaren, welke de heer K. had aangevoerd op juister wijze zouden worden uit den weg geruimd door het geven van meer werkgelegenheid aan de bevol- king. Inderdaad mogen als het gaat om uitbreiding van de Barisan- korpsen alleen militair-organisatorische en financieele overwegin gen gelden. We meenden in het bijzonder het betoog van den heer K. hier te mogen memoreeren, omdat het een inzicht geeft hoe van Inland- sche bestuurszijde de beteekenis van de Barisankorpsen voor de Madoerabevolking wordt gezien. Hieruit toch zou de conclusie zijn te trekken, dat niet de neiging tot het militaire beroep alleen den doorslag geeft, maar dat daar naast en vooral de strijd om het bestaan, gepaard aan gehecht heid aan den eigen bodem, een stimulans vormen voor eene ver bintenis als barisan. Deze conclusie wordt in menig opzicht gedekt door hetgeen de oud-Resident van Madoera F. Fokkens schrijft in zijn, op verzoek van de vorengenoemde staatscommissie, ingediende nota (als bij lage 16 bij het rapport gevoegd) over het Barisaninstituut. We lezen daar onder het hoofd „De plaats, die het korps in de schat ting van de inlandsche bevolking inneemt ,,De korpsen barisan zijn bij de bevolking zeer in aanzien a. om redenen van traditie. De korpsen worden door de bevolking in het algemeen en door den adel in het bijzonder beschouwd als een levende traditie van de vroegere op het eiland Madoera bestaan hebbende vorstenhuizen en zij is er uit dien hoofde zeer aan gehecht b. om redenen van volksaard. Voor den Madoerees is het bestaan dier korpsen het middel om uiting te geven aan den krijgshaftigen geest, die hem eigen is c. om redenen van pecuniair belang. De betrekking van officier bij de korpsen is bij de afstamme lingen der vroegere vorsten en bij den overigen adel zeer gezien en wordt door hen gaarne voor hunne kinderen begeerd, beschou wende zij die betrekking vooral als den eenigen uitweg. Ook de mindere graden worden door de inlanders zeer begeerd, om reden zij er een middel van bestaan dan wel een goede bijverdienste in vinden, terwijl de vrijstelling van heeren- en gemeentediensten en van de betaling van hoofdgeld zeer aantrekt, daar zij den barisan in den kampong releveert en boven zijn dorpsgenooten stelt. Het 140

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 37