dit leert de geschiedenis slechts met de grootste moeite aanvaard, maar het werkt altijd even heilzaam. Van deze gunstige plaatselijke omstandigheden op een eiland, dat tooneel van den strijd zal wor den, dient profijt getrokken te worden. Men kan natuuriijk door deze inheemsche reserve-infanterie geen Europeesche militie ver vangen, maar men kan werkelijk voor betrekkelijke omstandig heden op de hoogte zijnde en vooral toegewijde Inlandsche corpsen verkrijgen voor locale verdediging". Hier klinkt dus opnieuw een stem tot uitbreiding van de korpsen, waarbij als nieuw geluid valt waar te nemen de suggestie tot een ander systeem van vorming dier korpsen n.l. desnoods door middel van het mogelijk maken en zelfs bevorderen van een korter dienstverband aan personeel, dat zich vrijwillig bereid verklaart tot het op zich nemen van reserveplichten. De voorsteller is daarbij de meening toegedaan dat de maatregel groot succes zal hebben. Blijkens het gegeven Regeeringsantwoord zal Zij het denkbeeld in overweging nemen en dus mag worden verondersteld dat de suggestie op haar uitvoerbaarheid wordt getoetst. We merkten zooeven terloops op dat hier een „nieuw" geluid werd vernomen. Dit is evenwel slechts ten deele juist. Als men de geschiedenis naslaat dan zal men alras ontwaren, dat het onderwerp: vorming van een legerreserve want daar gaat het toch eigenlijk om in den loop der jaren reeds veler aandacht heeft gehad en al menige pen in beweging heeft gebracht. Zelfs moet de geheele oprichting van de vroegere pradjoerits en de vorming van de Barisankorpsen zelf, ten tijde van den Gou verneur-Generaal J. van den Bosch, beschouwd worden als een poging om te komen tot reserveformaties, bestemd om indien noodig het leger op sterkte van oorlog te brengen. Zoo lezen we in de reeds meer aangehaalde memorie v. d. Bosch, als Z. E. in het eerste deel van Hare memorie het „Krijgswezen" beschouwt, zoo als dit was bij zijn optreden „De financien van het gouvernement intusschen veroorloofden geensins op den duur een leger te onderhouden, geevenredigd aan de magt, welke tijdelijk kan worden vereischt, en derhalve wordt hier een inrigting gevorderd geschikt om in een zeer kort tijds bestek eene magt te kunnen ontwikkelen geevenredigd aan de be hoefte van het oogenblik en voldoende om, zoowel aan eenen buiten- als binnenlandschen vijand het hoofd te kunnen bieden". En als correctie daarop in het tweede deel van de memorie Men zie hiervoor o.m. 1. M. T. 1912 Augustusnummer en 1913 Fe bruari nummer. 145

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 42