Ondanks haar afwijzend advies meende de genoemde commissie
<r0ed te doen het door de Regeering gewenschte stelsel in een
ontwerp te belichamen. Uit dit ontwerp zij met betrekking tot het
onderhavige onderwerp het volgende vei meld
De commissie dacht zich de inlandsche militairen, waarmede
reservebataljons zouden moeten worden gevormd, verdeeld in drie
idassen.
Tot de 1ste klasse zouden o.m. behooren, personen, die 6 jaien
bij de voormalige pradjoerits hadden gediend en een nieuwe ver
bintenis hadden aangegaan zij zouden bestemd zijn voor bezet-
turnen van forten en posten. Tot de 2de klasse zouden moeten
behooren manschappen, die nog geen 6 jaren bij de voormalige
pradjoerits hadden dienst gedaan deze waren te bestemmen voor
de bewaking van geldkassen, pakhuizen en gevangenissen, voor
het overbrengen van gevangenen en het verrichten van eerewachten.
Overgang van de 2de klasse naar de 1ste klasse zou mogelijk
moeten zijn, terwijl de gedachte bestemmingen meebrachten, dat
deze beide klassen bestendig onder de wapens zouden zijn. De twee
klassen zouden tezamen V3 deel der benoodigde reserve uitmaken.
Het overige twee derde gedeelte van die ïeseive zou kunnen
voortkomen uit de 3de klasse, welke niet onder de wapens zou zijn,
maar slechts als dienstplichtig zou zijn ingeschreven, op een nader
te bepalen tijd en wijze in den wapenhandel zou worden geoefend
en overigens ter beschikking van het bestuur staan voor het ver
richten van verschillende politie-diensten.
Dit ontwerp van de commissie kwam in den Raad van Indië en
vond daar zijn graf.
Werden bij l.g. stelsel de barisankorpsen niet afzonderlijk in
beschouwing genomen, na de hiervoren gemelde reorganisatie om
streeks 1890, zien we deze korpsen min of meer zelfstandig
genoemd in verband met de vorming van een legerreserve. Thans
is het een schrijver in de Indische Gids van 1890 die (in de reeds
hiervoor vermelde studie „De grondslagen der reorganisatie van
het Indisch Leger") de vorming van reserve-barisans ter sprake
brengt. Van meening zijnde, dat de barisans behalve in zeer bij
zondere omstandigheden tot geen andere diensten dan in het eigen
land geroepen behooren te worden, acht hij een reserve-stelsel op
zijn plaats en suggereert dan een vrijwillige verbintenis, waarvan
de helft actief en de wederhelft in de reserve met herhalingsoefe
ningen wordt doorgebracht. Dit voorstel beoogde met minder kosten
de sterkte in vredestijd tot een minimum terug te brengen met ge
legenheid tot uitbreiding bij mobilisatie. De schrijver hoopte daar
mede bij een eventueelen oorlog met een buitenlandschen vijand
zeker te mogen rekenen op 1000 man goed geoefende en ge-
147