len geregelde oefening inoefen ontberen het gevaai bestaat dus
dat men wat geoefendheid betreft terugvalt in het stadium van
voor de groote verbeteringen.
3. Een bezwaar, vooral voor aanwending tegen een buiten-
landschen vijand, is nog altijd de minder volkomen encadreering.
Bij invoering van een reservestelsel zal die encadreering, omdat,
wil men werkelijk financieele voordeelen plukken, ook voor het
officiers- en lager kader uit de reserve moet worden geput, er niet
beter op worden.
4. Een nadeel is nog altijd de minder goede physieke (voe-
dings-) toestand van den barisan. Thans heeft elke barisan een
betrekkelijk groot aantal oefendagen per jaar, ontvangt hij der
halve een ruim bedrag aan belandja.
Bij instelling van een reserve-instituut zullen de daartoe be-
hoorende barisans deze bedragen missen met als gevolg, dat zij
minder zorg kunnen besteden aan hunne voeding. Het ge
vaar dreigt dus dat de barisans bij opkomst minder bestand zul
len zijn tegen vermoeienissen. Het bezwaar van onvoldoenden weer
stand is o.a. typisch geïllustreerd in den jare 1886 in Atjeh, toen
eenige barisan-onderdeelen na zeer korten tijd naar Madoera moes
ten worden teruggezonden wegens veel voorkomende beri-beri.
5. Madoera is een arm land, een groot aantal Madoereezen
zoekt noodgedwongen een werkkring buiten het eiland wil een
reserve-instituut goede resultaten afwerpen, dan zal men ook de
reserve-barisan moeten binden aan zijn woonplaats. Dit zal i.v.m.
het genoemde karakteristiek van het land bezwaarlijk zijn.
151