nen het bereik liggen van luchtstrijdkrachten. Zet men het ge
deelte ad a in, dan verwacht men daar dus blijkbaar succes van, en
men zal omstandigheden buiten onzen wil, die noodzaken om
het gedeelte ad a slechts gedeeltelijk in te zetten, betreuren. Zeer
zeker zal men dan niet vrijwillig dergelijke omstandigheden in
het leven roepen, door een gedeelte ad b te scheppen, in min
dering komende van het gedeelte ad a, en niet of bijkans niet
geschikt voor diens taak.
Met het inzetten van alle luchtstrijdkrachten voor de taak ad a
wordt n. o. m. niet alles op één kaart gezet. Dat zou het geval
zijn, indien we als uitslag konden verwachten, öf een afslaan van
de landing dan wel een totale vernietiging van onze luchtstrijd
krachten.
We zijn echter niet zoo optimist, om te verwachten, dat onze
luchtstrijdkrachten, ook al treden ze gezamenlijk op, onder alle
omstandigheden een landing zullen beletten maar we zijn ook
niet zoo pessimist om te gelooven, dat van een dergelijke actie
geen enkel vliegtuig terugkeert.
Toen de Duitsche luchtaanvallen op Londen het hoofd stoot
ten voor de luchtverdediging van Londen, leden ze wel ernstige
verliezen, maar van die ondernemingen keerden toch altijd min
stens de helft der deelnemende vliegtuigen terug.
Het resultaat van het bombardement zal in het midden liggen.
Aan beide zijden zullen verliezen worden geleden, maar we zijn
overtuigd van de zeer groote kans, dat de vijandelijke verliezen
in een buitensporige verhouding zullen staan tot de eigen ver
liezen aan vliegtuigen tenzij ja tenzij de tegenstander,
beducht voor het te verwachten luchtbombardement, zijn luchtafweer
buitengewoon heeft verzorgd. Doch daarmede wordt dan de vijande
lijke onderneming des te kostbaarder, misschien wel zóó kostbaar,
dat er van moet worden afgezien. Want een luchtverdediging, die
in staat is een luchtaanval van een zekere capaciteit het hoofd te
bieden, is kostbaarder dan de aanval.
Dat heeft het luchtbombardement van Londen in den Wereld
oorlog bewezen. Immers, hoe was de krachtsverhouding aan
beide zijden, eer de Duitsche aanvallen werden bedwongen? In
het Nederlandsch Wetenschappelijk Jaarbericht 1929 (blz. 203)
worden eenige cijfers genoemd
„eind April 1918 beschikte de luchtverdediging van Londen over
266 stukken geschut, 253 zoeklichten en 282 jachtvliegtuigen".
Hierbij zijn dan nog niet genoemd luisterapparaten, ballonnetten
en de 20.000 man personeel.
En hoe sterk was nu de aanvaller, die door dit krachtsappa
raat moest worden bedwongen, en waarvoor die 20.000 man dag
en nacht in touw moesten zijn?
Gemiddeld heeft zoo ongeveer 2 maal per maand een aanval
plaats gehad gedurende de twee laatste oorlogsjaren van (ten
163