und dadurch den Gegner zu zeitraubenden Umwegen und vor- sichtigem Verfahren zu zwingen". Geheel in overeenstemming daarmee is het voorbeeld in von Cochenhausen, die Truppenführung biz. 115, n. 1. een marschin- deeling van de voorhoede eener Divisie. Bij het bataljon voortroep marcheert een sectie 1. M W. krombaan inf. geschut) en 1 stuk (tegen pantserwagens), bij den hoofdtroep achter het voorste bataljon een afdeeling artillerie en aan den staart der voorhoede een 10 cM. batterij (sprongs gewijze). In de extra aflevering van het Orgaan der Ver. ter beoefening van de krijgswetenschap 1929-1930 „Het aanvallend gevecht in den bewegingsoorlog" door den kapitein A. Q. H. Dijxhoorn wordt minder ver gegaan. S. zegt op blz. 14 Men deele dus bij de voorhoede slechts die artillerie in, welke noodig is om geringen localen weerstand te overwinnen Aan den anderen kant erkent hij de noodzakelijk heid om nagenoeg de geheele divisie artillerie zoodanig te laten marcheeren, dat zij in staat is binnen een minimum van tijd met een maximum aantal batterijen de voorhoede z. s. m. te steunen. Boven werd door mij er reeds op gewezen, dat bij indeeling in de hoofdmacht, bij ons in vele gevallen niet aan laatstgenoemde voorwaarde kon worden voldaan. Ons A. T. V. spreekt in punt 45 (7) van artillerie „ingedeeld" bij de voorhoede en zegt dat deze het best volgt aan den staart van den hoofdtroep. Het bezwaar verbonden aan „indeeling" bij de voorhoede is, dat de voorhoedecommandant zijn artillerie zou kunnen aan wenden in een richting, die niet door den D. C. (det. Cdt). wordt gewenscht. Daarom was het bij ons veelal gewoonte, ontleend aan de Fransche opvattingen, die artillerie niet in te deelen, maar ze slechts bij de voorhoede te laten marcheeren. Ze bleef dan onder bevel van den D. A. C. Nu moet men aan dat bezwaar geen overdreven beteekenis hechten, want het geldt evenzeer voor de infanterie der voorhoede. Daarom zal ook ingevolge punt 46 (2) van het A. T. V. de bevel hebber zich zoo ver mogelijk naar voren ophouden. Deze heeft dus de gelegenheid z. n. in te grijpen. De kwestie der bevelsverhoudingen is er derhalve niet eene van overwegend belang. Wat wel van belang is, dat we de artillerie, noodig om snel weerstanden te breken, ook bij de hand hebben, om te kunnen inzetten zij het in het eene geval op last van den Voorhoedecommandant, in het andere geval op last van den D. C. (det. Cdt). Bestaat nu de artillerie geheel of grootendeels uit Bg. A. dan is n. m. m. toebedeeling van artillerie altijd nood zakelijk als de opdracht een offensieve is, wanneer snelheid van 171

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 68