handelen op den voorgrond staat en mogelijkheid van een treffen niet is uitgesloten. Onnoodig is artillerie bij de voorhoede, als zich sterke troepenaf- deelingen b. v. Cavalerie of wielrijders vooruit op den marschweg bevinden, dan wel bij een nachtmarsch, omdat ze bij een nacht gevecht alleen maar hinderlijk is. Natuurlijk zijn er talrijke tusschengevallen denkbaar, waarbij verschil van appreciatie mogelijk is. Zoo oefent de bedektheid van het terrein, waarin de actie plaats grijpt, het wegenstelsel, invloed uit op de marschindeeling der artillerie en ook de sterkte van de troepenmacht. Waar het meergenoemde punt 45 van het A. T. V. spreekt van artillerie, marcheerende aan den staart van den hoofdtroep, zou men mogelijk daaruit de conclusie kunnen trekken, dat er bij een voorhoede niet sterker dan een bataljon, waar dus geen hoofdtroep is, ook geen artillerie kan worden ingedeeld. N. m. m. zou evenwel die gevolgtrekking te ver gaan, al zal ook onder die omstandigheden minder gauw tot die in deeling worden overgegaan, o. a. wegens haar geringeren afstand. Het verschil in afstand bedraagt bijeen regiment met hulpwapens ongeveer 1000 M. (afstand voortroep hoofdmacht) 500 M. (lengte voorste bataljon), wat met den tijd voor overbrenging een oponthoud van 20 minuten minstens geeft. Zulks kan onder bepaalde omstandigheden precies 20 minuten te veel zijn. Welke invloed zal nu de invoering van inf. geschut op deze aangelegenheid uitoefenen. Kapitein Dijxhoorn zegt op blz. 14. „Hoe beter het I. G. is, des te minder zal men er toe behoeven over te gaan vuurmon den van de D. A. onder de bevelen van den voorhoede C. te stellen". Dit is in beginsel juist, maar toch is de invloed van het inf. geschut op de indeeling in de marschcolonne niet groot, en wel om de volgende reden. Onder gunstige omstandigheden, waarneming en kleine vuur- afstanden, kan D. A. inf. geschut vervangen in het snel bestrijden van kleine weerstandskernen, mitrailleurs, maar nooit en nimmer kan inf. geschut D. A. vervangen. Moet een weerstandsstrook, bezette rand a. a. worden genomen, dan kan alleen de D. A. deze zoolang neutraliseeren, dat de aanvallende infanterie ze met ge ringe verliezen kan naderen om ze daarna snel te vermeesteren. 1. G. heeft daarvoor niet voldoende munitie. Dergelijk gebruik zou bovendien zoo oneconomisch zijn, dat het voor het eigenlijke doel als boven omschreven de noodige munitie zou missen. l.G. bevuurt uitsluitend puntdoelen met directe waarneming en dan nog alleen als de D. A. het niet kan vervangen uit hoofde van haar afstand (spreiding), verbinding, waarneming, bestrekenheid van de baan of het ontbreken van den benoodigden tijd. Ergo is van de invoering van de Stokes-Brandt weinig invloed te verwachten ten aanzien van de oplossing van het behandelde onderwerp en wordt bij ons noodig geacht 172

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 69