C. Het artillerievuur in den aanval. Hierbij dienen wij twee phasen scherp te onderscheiden 1. Het artillerie-vuur voorafgaand aan het gereedstellen van de hoofdmacht voor den beslissenden aanval. 2. De begeleiding met vuur van den hoofdaanval. Het artillerievuur in de eerste phase mag in den stelling oorlog een belangrijke factor zijn, (lees uitvoerige beschrij ving „La Préparation'' Aublet R.I. 1928) bij ons kan ze maar een heel bescheiden plaatsje innemen, in verband met den prijs, die er voor moet worden betaald. Wij hebben onze munitie veel te hard noodig voor de beslissende phase. De voorbereiding in de le phase van het gevecht zal bestaan uit: 1. Artilleriebestrijding. Waar vernietiging is uitgesloten, zal men tevreden moeten zijn met een blijvende neutraliseering. Deze vereischt behalve vliegtuigwaarneming 200 schoten per doel liefst in concentratievuur en daarna storend vuur van 60 schoten per uur, waarvoor één stuk voldoende is. Voor de concentratie is voorts een inzet van minstens 1 afdeeling noodig en ten slotte een zee van tijd. Tijd is noodig voor het bepalen der stellingpunten door den ineet- troep, voor de doelverkenning, voor het berekenen der gegevens en vooral voor de concentraties zelf, waarvoor ons V. S. A. blz. 99 ons 6 a 7 minuten per concentratie toestaat, doch waarvoor Faugeron (La contrebatterie, R.A. '27) den duur op maximum 3 minuten wenscht te zien bepaald, omdat de bediening zich in dien tijd aan het vuur heeft onttrokken. Zulks als juist aannemende, zijn op elk doel meerdere concentraties noodig. 3 a 4 concentraties per uur zijn onge veer het maximum, wat we met een afdeeling kunnen pres- teeren, bij de herhaling 5 a 6. Deze aantallen kunnen natuur lijk alleen worden bereikt, als alles tevoren geheel is voor bereid. Het behoeft dus geen betoog, dat men in den bewegings oorlog en vooral in onze verbanden daar veelal niet aan kan denken en met storing tevreden moet zijn, waarvan men de werking ook al weer niet moet onderschatten, daar zulks wel degelijk de vijandelijke vuurleiding ernstig kan beïn vloeden. Men denke behalve aan de materieele verliezen, ook aan de moeilijkheden, die men in den weg legt bij de munitieaanvulling en aan het herhaaldelijk kapot schieten der telefoonleidingen. 175 Indien uit de ontplooiing door de hoofdmacht regelrecht tot den aanval wordt overgegaan, hetgeen in kleiner verband regel moet zijn, dan gaan deze twee phasen vloeiend in elkaar over. Zulks doet evenwel aan het onderstaand betoog niets af.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 72