De kleeding, de bewapening en de uitrusting zijn op overeen komstige wijze geregeld als voor de infanterie van het Leger. Als gevolg van het naar huis gaan na afloop van den dienst, bestaat er ook geen menage, doch ontvangt iedere man bij opkomst f 0.44 per dag als voedinggeld z.g. „belandja". De aanvulling van het officierskorps is thans als volgt geregeld De aanstaande officieren gaan een dienstverbintenis aan van 6 jaren als aspirant-officier en worden centraal opgeleid voor dien rang te Pamekasan. In het eerste dienstjaar worden zij afgericht als recruut en op geleid voor korporaal, in het tweede jaar vindt de opleiding plaats voor sergeant, in het derde en vierde jaar voor den officiersrang. Aan het eind van het vierde jaar, doen de aspiranten hun offi ciersexamen en worden bij slagen aangesteld tot sergeant-majoor- aspirant-officier, keeren naar hun oorspronkelijke korpsen terug en blijven daarbij in dien rang dienst doen, totdat zij volgens behaald rangnummer bij vacature in den officiersrang bij hun eigen korps kunnen worden aangesteld tot 2e luitenant. De Gouverneur-Generaal benoemt, bevordert en ontslaat de offi cieren bij de Barisankorpsen, op voordracht van den Commandant van het Leger. In den loop der jaren hebben de Madoereesche hulptroepen, later de Barisans, zij het dan ook niet altijd als vechtafdeelingen, in tal van krijgsverrichtingen een aandeel genomen. Reeds lang voor het sluiten van het contract van 1831, waarbij de drie Barisankorpsen werden opgericht, werd door Madoereesche hulpbenden deelgenomen aan verschillende expeditiën. In den 3en Javaanschen successie-oorlog van 1 7 4 6 17 5 5, streden zij aan de zijde van de O. I. Compagnie. Daarbij waren zij slechts voor een klein deel van vuurwapens voor zien, de hoofdbewapening was hun nationale lange lans i), welke mede ten gevolge van hun moreel overwicht, voldoende bleek de Javanen doelmatig te bestrijden. De Madoereezen werden door de Javanen zeer gevreesd. In dezen oorlog hebben de Madoereezen zich bijzonder onder scheiden bij de bestrijding van Mangkoeboemi in het Zuidergebergte en in de omgeving van Grisee, terwijl het aan hen te danken was, dat een nederlaag van den Majoor Taure voorkomen werd in 1750 en dat in hetzelfde jaar een glansrijke overwinning werd behaald op 60000 rebellen bij Bajoedana. 116 1) Deze vinden we nog terug in den Vaandelstok welke niet bekroond is met den gouden Leeuw, doch eindigt in een lanspunt. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 7