12. DE VOEDSELVOORZIENING VAN NEDERLANDSCH- INDIË, MEER IN HET BIJZONDER DE RIJSTVOORZIEN1NG, OOK BESCHOUWD UIT EEN OOGPUNT VAN LEGERBELANG. (Zie I. M. T. 1930 No. 11 en 1931 No. 1). door C. H. C. WAAL. Kapitein-Intendant. Naar aanleiding van de opmerkingen van den heer A. M. P. A. Scheltema in de Januari-aflevering, zie ik mij genoodzaakt, op het bovenstaande onderwerp terug te komen. Allereerst mijn dank aan den deskundigen schrijver voor de aan mijne beschouwingen geschonken aandacht en de daarop verstrekte toelichtingen. In het November-nummer deed ik uitkomen, dat de in 1926 in een vergadering van het Indisch Genootschap door Dr. A. A. L. Rutgers gedane uitspraak, dat „het rijstverbruik per hoofd gestadig afneemt", mij wel wat onvoorzichtig voorkwam. Dr. R. baseerde die uitspraak o. m. op becijferingen voor de jaren 1916 t/m 1924, voorkomende in de mededeelingen Nos. 2 en 13 van het voor malig Statistisch Kantoor. Uit die statistiek meende ik niet anders te kunnen concludeeren dan dat over genoemde inderdaad korte periode van een tendenz tot vermindering van het rijstveibruik niets is gebleken. Nu licht de heer Scheltema toe, dat de conclusie van Dr. R. niet sloeg op een korte periode zooals ik zou hebben gemeend, doch dat zij betrekking heeft op de tendenz over grootere tijdvakken. V. z. v. bekend, staan ons met betrekking tot die grootere tijdvakken, geen andere gegevens ten dienste dan die, door Dr. R. en den heer Scheltema ontleend aan het Aardrijks kundig en Statistisch woordenboek voor Nederlandsch-Indië en in die gegevens waaraan ook de heer Scheltema wel heel wat minder waarde zal hechten dan aan de nieuwere publicaties treffen we bovendien belangrijke hijaten aan. Zoo ontbreekt het tijdvak 1871-1880 en wat bezwaarlijker is 1900 t/m 1915. 185 Deze conclusie vinden wij terug in de in 1928 verschenen „Mededee lingen van de afdeeling Landbouw" No. 13 door M. B. Smits.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 82