193 deelnemers „viel Freude zu machen", tenminste de aanvoerders van alle rangen. Zij leeren daarbij het meeste. De vraag is echter of ook de troep voldoende leert". Schr. vindt van niet. „De regiments commandant moet daarom bij een manoeuvre niet leiden, doch zijn troep zien. Het samenvoegen daarvan is onuitvoerbaar". Mil. Wochenblatt. No. 16. October 1930. „Infanterie-Patrouillen" Gewezen wordt op hetgeen F. u. G. en A. V. I. daarover voorschrijven, het verspreid staan dezer bepalingen en de wenschelijkheid ze in een afzonderlijk hoofdstuk in een voorschrift op te nemen. „Infanterie-patrouilles worden het doelmatigst in golven uitgezonden en wel zoo, dat een golf steeds over de doelen der voorgaande heengrijpt, tot ten slotte de uiterste de door het regiment of het bataljon getrokken grens bereikt. Een dergelijke wijze van inzetten geeft ook een aanknoopingspunt voor de sterkte. De patrouilles, die slechts tot aan de voorste lijn des vijands vooruit moeten, zijn met comdt. en 2 man meestal groot genoeg. Hoe dieper ze echter moeten doordringen, des te sterker moeten ze zijn. Zoo groeien ze ten slotte tot officierspatrouilles aan, die in staat zijn tegenstand, welke zich voordoet bij de uitvoering van hun opdracht, te breken". Artilleristische Rundschau. No. 4. October 1930. „Die Vorschrift für die französische Artillerie. II. Die Artillerie im Gefecht", kolonel v. Nip jold. „De divisie-commandant deelt in het gevecht gewoonlijk zijn artillerie in „Nahkampf-artillerie" en „Schwerpunktsgruppe" in. De „Nahkampfartillerie" moet aan de verzoeken van de infanterie in alle gevechtsoogenblikken voldoen en is op samenwerking met de infanterie aangewezen, terwijl de „Schwer punktsgruppe" het wapen van den divisie-commandant is, waardoor hij zijn invloed zooais uit den naam reeds blijkt op het zwaartepunt laat gelden. Over beide groepen voert de artillerie-commandant der divisie het bevel, zonder tusschenpersoon. Enkele deelen der artillerie kunnen tijdelijk aan bepaalde inf.-eenheden ter beschikking worden gesteld, dus onder de bevelen daarvan worden gesteld". Tactiek. Revue d'artillerie. No. 3. September 1930. „Protection contre les gaz' Een bespreking van het artikel „Zuin kampfgasproblem" van Dr. H. Büscher in Heerestechnik No. 3 van 1930, waarvoor wordt verwezen naar I. M. T. 1930, No. 6 blz. 613. Mil Wochenblatt. No. 17. November 1930. „Die Befreiung van der Zahl im Nachtgefecht"Geeft een beschrijving van de overrompeling van het slot Lankhof in April 1918, dat door de Engelschen was bezet en zonder verliezen werd genomen. „Niet slechts „die Freiheit von der Zahl" zal door het gebruik maken van den nacht kunnen worden gegeven, doch ook een verreikende on afhankelijkheid van materieele voorbereiding. Deze erkenning moet juist in onzen tijd van toekennen der grootste waardeering aan materieele strijdmid delen, opmerkenswaardig zijn. Haar te dienen was het doel van deze, uit per soonlijke ondervinding, neergeschreven regelen". Eveneens in No. 17 „Sperren riickwartiger Feindverbindungen vor detn An gr iff', luit.-kolonel von Bittersdorf. Beschrijft de beschieting door een bat terij van een brug over een rivier, waarover de Franschen in 1914 werden teruggeworpen." Daarbij bleek dat een enkele batterij (die goed schoot en genoeg munitie had) met haar vuur op een afstand van 4000 m. niet in staat is, den overgang van troepen over een dergelijk défilé werkelijk te be letten. Uit dit voorbeeld is de les voor de toekomst te trekken dat men bruggen achter het front van den vijand reeds vóór, uiterlijk echter bij het begin van den aanval moet opruimen, om een volledig succes te bereiken. Tegenwoordig is dit vraagstuk met behulp van bombardeervliegtuigen, gesteund door jachtvliegtuigen, werkelijk gemakkelijker op te lossen". Mil. Wochenblatt. No. 18. November 1930. „Lufterkundung und Umfas- snngsoperation"De strategische beteekenis der luchtverkenning behandelt schr.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 90