7. DE BARISAN-KORPSEN IN VERBAND MET UITINGEN
EROVER IN DEN VOLKSRAAD.
EEN BARISAN-RESERVE
door
P. A. COX.
Kapitein van den Generalen Staf.
Bij een herdenking van de oprichting van de Barisankorpsen
van Madoera, nu honderd jaar geleden, past het gewag te maken
van het feit, dat in den Volksraad meermalen, nu eens uitvoerig,
dan weer door het uiten van een wensch of het stellen van een
•enkele vraag, blijk werd gegeven van belangstelling in deze korpsen.
Zouden we de conduite van deze organisaties moeten opmaken
aan de hand van de stukken en de handelingen van ons vertegen
woordigend lichaam, dan staat het wel vast, dat zij in alle opzichten
gunstig zou zijn.
Daartegen kan ook niet worden aangevoerd, dat de beoórdee-
lingen komen uit de pen of uit den mond van militair-niet-deskun-
digen immers ook de Regeering, bij monde van haar gemachtigde
voor Oorlog nam steeds deel in het uiten van waardeering voor het
Barisaninstituut en Haar kunnen we toch bezwaarlijk deskundig
heid in dezen ontzeggen.
Niet altijd was die waardeering zoo gunstig. Als we de uitgebreide
literatuur over deze Madoereesche korpsen naslaan, dan treft het,
dat juist na een tijd, waarin die korpsen een werkzaam aandeel
hadden genomen in de krijgsverrichtingen, het optimisme niet bij
iedereen even groot was. We denken hierbij, naast verschillende,
zonder twijfel niet ten onrechte gedane uitingen van waardeering,
welke zonder twijfel elders zullen worden gememoreerd, aan de
Atjeh periode en hebber, dan het oog op de geschriften verschenen
omstreeks 1880-1883. Zoo lezen we in een opstel „De nieuwe
formatie van het Indische leger", voorkomende in de Indische Gids
1882
„Evenzoo is het een fout, bij de defensie tegen een Europeeschen
vijand onvoorwaardelijk te rekenen op Schutterij en inlandsche
133