Centrale legerleiding geweten worden. Juist het feit, dat de over machtige Roemenen hun zegevierenden opmarsch onmiddellijk afbraken en ijlings tot den terugtocht overgingen, bewees de werkzaamheid der „puissante manoeuvre." Het moeilijk door- schrijdbare grensgebergte deed daarbij dienst als opnamestelling en gaf den Roemenen gelegenheid zich aan den greep hunner tegenstanders te onttrekken. Minder gunstig moet het oordeel luiden over de Roemeensche legerleiding. Zonder één manoeuvre consequent vol te houden, wist zij hare troepen slechts door den terugtocht te redden. Ware de succesvol begonnen opmarsch tegen het 1 Leger doorgezet, dan hadden de Roemenen ongetwijfeld gelegenheid gekregen werkzaam tegen de linkerflank van het 9 Leger op te treden. De angst voor de eigen verbindingen belette hun evenwel zich krachtig tegen die van den vijand te keeren. Ook toen zij een maal tot het defensief besloten had, ware het o i. nog geenszins noodig geweest geheel Zevenburgen te ontruimen. In de lijn Dorna Watra-, Ratosnya-Görgenygeb.-Hargittageb.-Geisterwald had zij een stelling kunnen vinden, welke 130 K.M. korter was dan het grensgebergte en omstreeks evenveel te versperren toe gangswegen bezat. Achter deze lijn had zij in den spoorweg Kronstadt-OIah Toplitza een uitstekend gedekte rocade bezeten. Daarbij ware aan troepen gespaard geworden voor een nieuwe manoeuvre tegen 's vijands verbindingen uit een der W. passen. Bij de beoordeeling der Roemeensche leiding mag evenwel niet vergeten worden, dat het instrument, waarvan zij zich bedienen moest, niet dezelfde qualiteit bezat als dat der Duitsche aan voering. Hoewel de Roemeensche soldaat dapper vocht, was hij niet bestand tegen het geconcentreerde Duitsche artillerievuur, terwijl de lagere aanvoering in vele opzichten faalde en de groote Roemeensche divisies log en onmanoeuvreervaardig gebleken waren. Samenvattende leidt dit alles ons tot: Conclusie VIII„De vleugelmanoeuvre van het Duitsche Leger Z. van de Alt leidde niet tot het beoogde doel, doch toont aan, hoe een druk in de richting der verbindingen in staat is, een aarzelende legerleiding tot een terugtochtte nopen, welke noch door den algemeenen toe stand, noch door de krachtverhoudingen gebo den i s". (Wordt vervolgd). 216 Zie schets 7. Ontleend aan Kiszling t.a.p.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 10