Hierop moet de St. Cdt. gaan rekenen om te komen tot de gewijzigde gegevens van zijn boekje. Thans is het alleen voorbereid door den B. C. Commando's Bewakingstand, batterij 210 meer wijder 3, terreinhoek 14, afstand 2ö. L. No. 2 Granaat zonder vertraging snelle werking. Spreiden 2 schoten 50 M. vooruitgaand één maal. Laadt. De St. Cdt. heeft niets anders te doen als bij den op het schild geschreven bewakingsstand 210 op te tellen en de overige gegevens ongewijzigd over te nemen. Hieruit volgt: het resul taat is alleen, dat de B C. in het eerste geval zijn werk op de batterij bediening afschuift, zonder eenige tijdbesparing of ver korting van commandos, terwijl de kans dat een der St. Cdtn. fouten maakt uit den aard grooter is dan de kans dat de B. C. zich vergist. Voorbereiding op punten is dus voor de - batterij niet alleen nutteloos maar zelfs schadelijk. Voor de hier bedoelde vuren is voorts art 29 (2) G. V. Mob. A. omtrent de vuurregeling geheel van toepassing. Elke beperking die hierbij den A. G. C. zou kunnen worden opgelegd, komt ten na- deele van de uitwerking. Hij alleen moet de juiste momenten kunnen uitbuiten. Doelen ziet men in het gevecht alleen als ze in beweging zijn en dat dikwijls maar kort. De eerste die ze ziet is devuurleider in verband met zijn opstelling. Veelal kan de A. G. C. het eerst melden aan den inf. Cdtdien hij steunt, waar de aanval het hevigst is, dus waar het meest gevaar dreigt voor dat de berichten zijner Ondercommandanten uit voorste lijn hem bereiken. Veelal ook zal de A. G. C. zijn taak het beste vervullen door toepassing van punt 29 (6) G. V. Mob. A. „Hij kan, indien dit voor de goede vervulling der taak van bepaald voordeel en niet in strijd met de hem verstrekte bevelen is, de aan zijn groep opgedragen taak verdeelen over deelen zijner groep, welke onder zijne algemeene leiding blijven''. Hij zal dan aan de Commandanten der onderdeelen strooken in het terrein aanwijzen, die zij hebben te bewaken en waar zij elk doel direct bevuren zoodra ze het waarnemen. Naar gelang de aanval zich teekent, zal hij het zwaartepunt verleggen door de strooken te wijzigen. Alleen op deze wijze wordt de aanval op loonende wijze en tevens zoo zuinig mogelijk bestreden. Wordt ten slotte de aanval doorgezet, dan gaat het vuur automatisch in afsluitingsvuur over en bereikt dan zijn grootste hevigheid. In dit geval dus waarge nomen afsluitingsvuur, niet tempovuur op een strook, maar krachtige rafales op de troepen zelf, die in dit stadium betrek kelijk dichte doelen opleveren. Alvorens de wijze van uitvoering bij een effectieven artillerie steun bij de verdediging af te sluiten, zou ik nog een vraag willen stellen. 230

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 24