Voor zich zelve alleen, en dan nog slechts in hoofdlijnen, stelt de bevelhebber vast hoe hij het gevecht wenscht te voeren en maakt de verkenningen ondergeschikt aan het eigen voornemen. Kortom, niet wachten op het resultaat der verkenningen, op weinigevoldoend belangrijke gegevens handelen, nu doen verkennen, hetgeen binnen de grenzen van het eigen voornemen noodig is te weten, om daarna definitief te bepalen hoe het gevecht zal worden gevoerd. Maar men concludeere niet, dat op het in hoofdlijnen vastge stelde plan al dadelijk wordt aangevallen om tijdens den aanval door nadere bevelen te komen tot een goede uitvoering. En dan nog iets. „Inf." meent noemt het logisch nuchter—, dat ons A. T. V. zeer sceptisch staat ten opzichte van vóór het gevecht uitgevoerde verkenningen, en het is inderdaad begrijpelijk, dat uit het gestelde in punt 6 een dergelijke gevolgtrekking wordt gemaakt. Dit zou echter een onderschatten van het nut der verkenningen tenge volge kunnen hebben, zoodat ik het noodig acht tegen een der gelijke opvatting een waarschuwend woord te doen hooren. „Het resultaat der verkenningen moet de doeltreffende uitvoe ring helpen verzekeren"; ze zijn dus wel degelijk van het grootste belang. Wie gedurende de laatste jaren, na de invoering der nieuwe voorschriften, aan de troepenoefeningen heeft deelgeno men,en ik oordeel alleen over de oefeningen der le Divisie weet, hoe nagenoeg bij elke bespreking op het groote belang dier verkenningen is gewezen. In de commandementsorders uitgegeven na de periodes van oefeningen werd op het belang dier verken ningen de nadruk gelegd, werden zelfs aanwijzingen gegeven, be treflende de wijze, waarop de uit te zenden verkenningspatrouilles hare opdrachten moeten ten uitvoer leggen. Met betrekking tot het beginsel van het bepalen van het zwaarte punt van den aanval, het volgende „Inf." heeft uit mijn artikel gelezen, dat ik het beginsel in het A. T. V. nadrukkelijk wil doen voorschrijven, oordeelt het voorts een overbodig woord, een vanzelfsprekend begrip, een oud be ginsel enz. Ik moge naar aanleiding hiervan opmerken, dat in de Ned. Gevechtshandleiding, een voorschrift meer dan het onze bestemd voor hoogere commandanten, een nadrukkelijk voorschrijven van dat beginsel wèl noodig is geoordeeld en niét overbodig wordt geacht. In mijn artikel vestigde ik overigens slechts de aandacht op dat beginsel, maar, en dit zij met nadruk gezegd, de toepassing er van oordeelde ik, juist in onze verhoudingen, met name, de sterkte van onze artillerie tot de infanterie, van zeer groot gewicht. 252

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 46