de brug na de voltooiing toch te smalgelukkig heeft zich de behoefte daaraan nog niet geopenbaard. D. In November/December van hetzelfde jaar werd voor het regentschap Tjiandjoer een hangbrug gebouwd over de Tjirama- euwah, een zijriviertje van de Tjitaroem (31A G2). Deze brug, berekend op verkeer van 1-tons vrachtauto's en200kg/m2., resp. voor mobiele en gelijkmatig verdeelde belasting, zou 24 m. lang zijn en gezien de ervaring bij de vorige brug opgedaan 3m breed worden. Alle ijzerwerken werden gereedgemaakt in de Korpswerkplaatsen en met de kabels door de genietroepen aan het regentschap geleverd, terwijl dit laatste zou zorgen voor de tijdige aanwezigheid van de benoodigde houtwerken (bezaagd wildhout, vnl. djoharhout), Portland cement, zand, steenslag en breuksteen. Bij deze brug werden voor het eerst scharnierende jukken toegepast, d.w.z. de jukstijlen werden in twee deelen gemaakt, waarvan de bovenstukken dicht boven den grond op assen draai baar waren in de onderstukken (foto 5). Hierdoor werd tegemoet gekomen aan het bij de vorige bruggen ondervonden bezwaar, dat de jukstijlen bij belasting van de brug neiging tot buiging hebben op het punt waar ze uit de betonneuten te voorschijn komen thans kunnen zij aan deze beweging toegeven, terwijl ook de schommelopleggingen der kabels nu gedwongen worden deze beweging te volgen. Het resultaat is, dat de ongunstige spanningen in het juk zich niet meer kunnen voordoen. Bij den bouw der brug worden deze jukken tot 3° achterover gesteld en naarmate de brug den afbouw nadert, dus de kabels meer belast worden, komen de jukken steiler te staan, totdat ze bij volbelas- te brug ongeveer vertikaal zullen komen. Er zou zelfs niets tegen zijn als de jukken tijdens de belasting iets voorover zouden hellen, omdat ze na wegname der belasting toch weer in hun ouden stand terugkomen. Onderuit schieten der jukken is wegens den grooten druk door de kabels uitgeoefend - theoretisch niet mogelijk, doch voor alle zekerheid worden op de kabels links en rechts van de schommels nog zware klemmen gezet. De kabelverankering heeft plaats gehad aan vier losse beton blokken, elk voorzien van een stelinrichting. Evenals bij de vo rige brug zijn de leuningen uitgevoerd als verstijfde vakwerken, terwijl de liggers zoodanig op de dwarsdragers bevestigd zijn, dat ze in de lengterichting eenige speling hebben om aan het zakken van de brug tijdens belasting te kunnen toegeven. Zijdelingsche vertuiïng werd niet noodig geacht en is ook in de praktijk onnoodig gebleken de brug ligt bij overgang van mobiele belastingen vrijwel geheel stil. Bij den bouw deed zich nog het bezwaar voor van het stel len van de onderstukken der jukken, welke 1 m. in de beton- 263

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 57