277 Gasoorlog. Revue générale de droit international public. No. 6 November-De- cember-nummer 1930. „Bombardements et protection des populations civiles", prof. M. Sibert. Behandeld wordt de vraag: „Est-il possible de préciser les régies du droit international protégeant la population civile, en dehors de la zone du combat d'artillerie, contre les bombardements de toute sorte, ou de donner a ces régies une efficacité plus süre?", vraag door het Comité interna tional de la Croix-Rouge gesteld aan meerdere juristen. „Deze juristen", zegt schr. „zouden niet te verontschuldigen zijn, indien zij in hunne suggesties geen rekening hielden met „trois ordres de considerations inséparables" le. les préceptes de l'humanité dans lesquels nous avons appris que la guerre doit demeurer une relation d'Etat a Etat, ne pas s'attaquer sans raison aux individus pacifiques, et encore moins détruire les sources de toute une civilisation; 2e. les nécessités militaires; 3e. la technique en perpetuelle évolution de l'aéro-chimie". Verkenningsdienst. Mil. Wochenblatt. No. 22. December 1930. „Reiter, Radfahrer und Kraftfahrer in der Aufklarung", luit. kolonel Benary. Geeft een beschrijving van het optreden van twee officiers-patrouilles elk sterk 2 officieren 30 man, en een afdeeling wielrijders van 1 officier en 60 man2 auto's als reserve op de verzamelplaats van berichten. „De samenkoppeling van ruiters en wielrijders bij dé voorste verkenningsorganen bewees een mislukking te zijn. Beide hinderden slechts elkaar. Gescheiden, ieder op zijn plaats de ruiter als oog aan den vijand, de wielrijder als reserve, als flankbeveiliging werkten ze voortreffelijk. De auto's voldeden zeer goed als verkennings- en vooral als verbindingsmiddel, hadden echter nog heel wat meer kunnen presteeren indien ze gepantserd en „bestiickt" waren geweest. Dit alles is een voorbeeld voor de leuzeniet paard of motor, maar paard en motor". Organisatie. De Militaire Spectator. No. 11. November 1930. Gep. luitenant-generaal van Dam van Isselt beëindigt zijn artikel„De bloedarmoede van het Neder- landsche Legerinzonderheid van de Infanterie"„Van de hiervóór besproken middelen om, mede door organisatie, in ons hoofdwapen nieuw leven te wekken en het de vereischte krachten bij te brengen, acht ik verhooging van het dienstplichtcontingent verreweg het voornaamste, ja zelfs een conditio sine qua non. Terwijl vredes- en oorlogsorganisatie thans beide het beeld ver- toonen van een wijden ballon, onvoldoende met gas gevuld en daardoor slap, rimpelig en vervallen zal verhooging van het contingent de disharmonie her stellen, tusschen vorm en inhoud reeds in 1922 in het leven geroepen, doch welke eerst thans recht gaat doorwerken". „Wil men onze krijgsmacht rege- nereeren, dan moet men dit in zonderheid ons hoofdwapen doen. En om onze Infanterie te regenereeren is een bloedtransfusie uit de betere krachten van het Nederlandsche volk de eerste en voornaamste eisch. Infantry Journal No. 5. November 1930. The trend of development of infantry", generaal-majoor S.O. Fuqua. Organisatie. Het nieuwe infanterie- regiment telt 3576 officieren en minderen (vroeger 300S).ï)e infanteriebrigade heeft 2 regimenten; de divisie heeft 2 brigades. Het egiment 155 houw. vormt een integreerend deel van de divisie. De luchtstrijdkrachten niet meer. Tanks. 947 lichte tanks. (Amerikaansche Renaults). Zware en middelbare tanks slechts in beproeving (23 en 15 ton). Zware tanks: 100 stuks van 40 ton. Tankbewapening: mitrailleur van kaliber 30 en 37 mm. kanon in ge scheiden opstelling bewapening als in den wereldoorlog), blijft onveranderd. Alle andere proeven niet voldaan. Motoriseering. Negen infanterie-regimenten zijn gedeeltelijk gemotoriseerd, d.w.z. in 't algemeen zijn de karren met paarden vervangen door motoren, ook van de gevechtstreinen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 71