280
rekening is, die alle technische instrumenten hoe geniaal ook door de
wetenschap uitgedacht moet bedienen onder zeer storende psychische
omstandigheden". „Die partij wint den oorlog, die in staat is een kwartier
langer dan de tegenpartijhare moreele krachten op peil te houden en voor
inzinking te behoeden. Hiervoor is de kennis der psychologie van onschatbare
waarde, zoowel voor den staatsman als voor den militair".
Militarwissenschaftliche Mitteilungen. November-December-nummer
1930. „Die Bedeutung der geistig-sittlichen Erziehung im neuzeitlichen Heere"
kapitein K Fechner. „Vroeger kon de moreele opvoeding van den soldaat,
als gezegd, op een meegebrachte gunstige basis worden opgebouwd, welke
wortelde in familiekring, school en „Volksgeltung". De militaire opvoeder
van tegenwoordig vindt zeer vaak geen geschikten grondslag voor het op
bouwen van „geistig-sittlicher" opvoeding. Hij moet trachten door moeizamen j,
arbeid eerst zoo'n grondslag te vormen, d.w.z. in den jongen soldaat leven
dige ideeën van een tegenovergestelde gedachtenwereld te bestrijden. Welk
een moeizamen arbeid zonder einde, welk een taaie volharding en eigen
overtuiging dit vereischt is nauwelijks te schatten. Als middelen van de „geis-
tig-sittlicher" opvoeding in het leger" noemt sch.1. het onderricht; 2. de
werking van het voorbeeld van den aanvoerder3. de omgangsbetrekkingen
tusschen den aanvoerder en den man4. de „Inhaltsgebung" en de bezieling
van den militairen dienst.
Oorlogsvoorbeiding.
Infantrij Journal. No. 4 November 1930. „Industrial mobilization"kolo
nel F.H. Payne. „In oorlogstijd bestaat het werk van leger en vloot uit vech
ten het werk der industrie is, hen te geven de dingen waarmee gevochten
moet worden en om het volstrekt noodzakelijke voor de civiele consumptie
te verschaffen. Strijdkrachten en industrie zouden worden genoemd „the na
tional war-making team" en elke groep moet gereed zijn om prompt te func-
tioneeren onder eigen uitgezochte leiders in geval van onverwachte gebeur
tenissen". Schr. is Assistant Secretary of War en noemt de twee plannen wel
ke terzake op zijn kantoor worden uitgewerkt.
Intendance.
De Militaire Spectator No. 11. November 1930. Onder „Gegevens vreem
de legers" wordt vermeld dat de divisie-intendant beschikt over:
1. „groupe d'exploitation des subsistances", sterk 2 officieren van admini
stratie en 50 man administratie troepen
2. een „troupeau de bétail", 2 officieren van administratie en 40 slagers
en veedrijvers;
3. een automobiel sectie (10 vrachtwagens) voor het vervoer van versch
vleesch.
Krijgsgeschiedenis.
Revue de Cavalerie. November-December-nummer 1930. „La charge du
lieutenant Saison a Mittersheim (19 aoüt 1914)". Beschrijft een onderneming
waarbij met een patrouille de vijandelijke linie wordt binnengedrongen ten i
einde een verkenning te verrichten ter vaststelling van de sterkte en de diepte
der vijandedelijke opstelling.
Mavors No. 12. December 1930. „De charge van het eerste eskadron van
het 7de regiment huzaren te Mareuil (22 Augustus 1918)" ritmeester-adjudant 1
J. E. Feenstra. Een zeer fraai voorbeeld, waaruit blijkt „dat de aanval te
paard van kleine onderdeden (eskadrons) vaak en bijna steeds met groet suc
ces is mogelijk geworden".
Strategie.
Revue militaire Fran§aise No. 112. October 1930. „La defense des fron-
tiéres. Legons de maïtres disparus", kolonel Doumenc. Het artikel is onder-