281
verdeeld in „I. A propos d'un mémoire rédigé en 1857. 11. L'Allemagne en
1857 et l'épitre aux Wurtembergeois. III. Le mémoire de 1857 et la défense
des Etats. IV. Conclusions pour le temps présent". In dit laatste hoofdstuk
lezen we o.a.„Daaruit besluiten we dus dat voor hem, die manoeuvreert,
die de macht van de manoeuvre wil en kan benutten, het werk gemakkelijker
zal zijn dan voorheen. Goed nieuws dat we daar publiceerenwant in de
kast, waarin de eeuwige beginselen der strategie zijn verzameld, „mo
numents de profondeur, ou vérités de La Palisse", naargelang de hoek
waaronder men ze bekijkt, is er één, geheel onderaan, het oudste, dat
zegt dat elke vooruitgang in de bewapening nuttig is voor hem
die zich er van wil bedienen, d. w.z. voor hem die het offensief neemt
en manoeuvreert. Wellicht is het niet ondienstig dit oude voorschrift van tijd
tot tijd weer eens voor den dag te halen, het te ontdoen van alle spinne-
webben, waaronder het verborgen was, door de voorstanders van de lijde
lijkheid".
Algemeen.
Journal of the Royal United Service Institution. No.500 November
1930. The change in the naval situation", admiral Sir Richard Webb. „En
nu kom ik tot een buitengewoon belangrijke verandering, die plaats had ge
durende de laatste jaren, in de „naval situation". Ik doel hier op de op
komst van de luchtstrijdkrachten. Het is vrijwel onmogelijk de belang
rijkheid van de lucht in de oorlogvoering ter zee te overdrijven en elk
jaar zal meer en meer de lucht zien komen in de „the naval picture".
Misschien is de „least satisfactory feature" de aircraft-carrier, een groot doel
biedende aan vijandelijke luchtstrijdkrachten, oppervlakteschepen of onder
zeeërs en eeuwigdurende een bron van angst vormende voor den opperbevel
hebber. Het is op zijn best een hulpmiddel en een ernstige handicap voor
strategische efficiency".
Koloniaal Tijdschrift. No. 6. November 1930. „De Resident op Java en
Madoera", J. D. de Vries. „Waar het eenmaal zoover is gekomen dat men
in Regeeringskringen niet meer voelt dat er verschil is tusschen opvattingen
van Inlanders en opvattingen van Westerlingen omtrent het begrip besturen,
behoort het Europeesch bestuur te verdwijnen. Het heeft afgedaan tot
de ondervinding zal aantoonen dat men zich vergist heeft om dan in een
anderen vorm en wellicht onder andere namen weder te herrijzen".
Tijdschrift als boven. Leden ener socialistiese partij als bestuursambte
naar", prof. Q. Gronggrijp. „Wat de gemoederen in werkelijkheid in bewe
ging bracht was de wijze, waarop door een van hen in de Volksraad en in
het Decapark de macht van het woord werd gebruikt. Of er onder de bestuurs
ambtenaren leden zijn ener sociaal-demokratiese partij kan de regering onver
schillig zijn".
„Nogmaals, dat enkele harer bestuursambtenaren lid zijn eener bepaalde partij
kan de regering onverschillig laten; hoogstens kan daaruit voor haar de nood
zaak ontstaan, die ambtenaren wat scherper dan andere in 't oog te houden,
indien niet alleen de programma's maar vooral ook de praktijken hunner partij
bepaald een zeer bedenkelijk karakter voor het Staatsgezag mochten vertoonen".
Tijdschrift als boven. „De conveentie. betreffende de gedwongen arbeid", Dr.
B.f. Haga. „Bij een nadere beschouwing blijkt de conventie slechts op enkele
punten bepalingen te bevatten, welke afwijken van den in Nederlandsch-Indië
bestaanden toestand of de aldaar geldende wetgeving" (Verbod tot vorderingen
van gedwongen arbeid ten behoeve van particulierenleeftijd minstens 18 en
hoogstens 45 jaarverplicht certificaat aangevende de periodes gedwongen
arbeid, welke zijn verrichtopdragen reglementeeren gedwongen arbeid aan
een autoriteit in het Moederland of de hoogste centrale autoriteit van het
betrokken gebied).
De Militaire Sepectator. No. 12. December 1930. „Het recht om te straf
fen", eerste luitenant J. C. van Heuven". „Wanneer het welicht moeilijk is om