Er zijn evenwel ook nog andere redenen welke tegen het actief
gebruik van de karabijn pleiten.
De karabijn is te zwaar voor snelle weringen en voor het
afweren van een steek bovendien onhandig. Actief gebruik
van de karabijn in het handgemeen lijkt me alleen mogelijk, als
de tegenpartij van links besprongen kan wordendan is er geen
bezwaar tegen, het wapen van den vijand met de karabijn in
bedwang te houden.
Ook op theoretische gronden kan het weren met de karabijn
als verwerpelijk worden gekwalificeerd. De verschillende bewe
gingen bij het schermen moeten bijna alle aangeleerd worden
maar zeer weinig hebben iets van een reflex beweging, zooals bij
het boksen. Het leeren daarvan wordt vergemakkelijkt als de
man alleen maar hoeft te denken aan manoeuvres met den
rechterarm, dus het verkort den reactietijd. Zou hij in het ge
vecht maar een fractie van een seconde verloren laten gaan met
het overdenken van de vraag
„Actie met linker- of rechter-arm" dan zou dat voor hem fataal
kunnen worden. Daarom de rechterarm, de klewang moet het
werk doen en wat op de passief vastgehouden karabijn wordt
opgevangen is geluk.
Ik betreur met Geos dat de steek niet in het voorschrift is
opgenomen, al begrijp ik wel wat de reden is; een steek heeft
als regel minder „stopping power", stelt niet onmiddellijk buiten
gevecht. Of dit echter met een steek in hals of borst ook het
geval is, betwijfel ik.
Het steken met het scherp omhoog echter heeft maar mijne
meening geen markante voordeelen.
Er is tusschen de ribben te weinig ruimte om op die manier
te dooden. Dat men dan zijn rechterarm meer bloot geeft door
het scherp naar rechts te houden mag op een concours gevaar
lijk zijn, in het handgemeen zal het er weinig toe doen.
Mijn voornaamste bezwaren tegen het voorschrift zijn, dat de
foto's niet overeenstemmen met den er bijbehoorenden tekst,
verder dat in de stelling met wapen de punt van de klewang
niet gelijk komt met de linkerzijde van het lichaam en tenslotte
dat de onpractische wering hooglinks niet is vervallen.
Meester Cornelis, den 5en Februari 1931.
255