374
16. BESPREKING ORGAAN N. I. O. V. MAART-NUMMER.
Het nummer staat in het teeken van de komende Algemeene Vergadering en
daarmede treedt de behartiging van de belangen van het officierskorps wat
op den voorgrond. Een belangrijk deel van het nummer wordt in beslag
genomen door een prae-advies van het hoofdbestuur het promotievraagstuk,
mede in verband met den pensioenslast". We meenen in dit geval met een
verwijzing naar het nummer zelf te moeten volstaan. Slechts zij het ons
vergund op te merken dat uitspraken als: „De hooge pensioenslast is uitslui
tend een gevolg van de voor officieren geldende afvloeiïngsbepatingen, die
voorschrijvendat bij passeeren voor bevordering het leger moet worden verlaten"
alvorens aanvaardbaar te mogen schijnen uitvoerige bewijsvoering eischen.
Allereerst is daarvoor noodig dat men nauwkeurig in beschouwing neemt
alle posten waaruit de post „Militaire pensioenen enz." is samengesteld en
hoe die onderdeelen ieder voor zich gegroeid zijn. Hier is een vergelijking
met den burgerpensioenslast die nog veel sneller is gestegen dan de militaire
pensioenslast, wel op zijn plaats. Merkwaardig is voorts dat in het tijdvak
1920— 1927 de pensioenen, ongerekend de uitkeeringen aan de pensioen
fondsen, voor officieren en onderluitenants steeg van nog geen 6 tot nog
geen 7,5 millioen, terwijl voor de mindere militairen, voor wie geen voorschrift
bestaat dat zij bij passeeren het leger moeten verlaten, de pensioenslast in
dezelfde periode steeg van ongeveer 12.5 millioen tot ongeveer 16.5 millioen,
dus naar verhouding meer.
Buiten de verder gebruikelijke rubrieken treffen we als belangwekkende
bijdragen aan een beschouwing over het verre Oosten in 1930 van de hand
van W. J. Lucardie, waarin China wordt besproken en een studie door
P. Scholten: „De overgang van de Timok le divisie van het Servische lie
leger over de Save bij Cervtinja op 6 September 1914 en het optreden der
Oostenrijksche 29e divisie daartegen. Voorts het vervolg van de door ons te
voren reeds aanbevolen studie van P. v. li. over de herziening van het
Militaire strafrecht. Ten slotte een verslag van de viering van het eeuwfeest
der barisankorpsen, verlucht door een goedgeslaagde foto van het moment
waarop het telegram van Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin, in de
Madoereesche taal, door den Regent wordt voorgelezen.
C'.
17. TIJDSCHRIFTENOVERZICHT.
Opleiding.
Wissen und Wehr. No. 10. December 1930. „WehrhafteJugenderzie-
hung.'' kolonel Al. v. Wiktorin. „Er zijn hoofdzakelijk twee redenen, die er toe
geleid hebben dat bijna alle niet door verdragen gebonden staten de weerbare
jeugdopvoeding waarvan het begin reeds gevonden wordt in den vooroor
logstijd in de verschillende padvindersorganisaties met alle middelen steunen.
Ten eerste de uit den wereldoorlog geleerde ervaring dat iedere moderne
oorlog de personeele weerkracht van een land tot het uiterste aanpakt, d. w. z.
dat alle, ook de slechts ten halve geschikte, mannelijke bewoners, van den
jongeling tot den grijsaard toe, ja zelfs de vrouwen, tot medewerken aan de
oorlogvoering, op de een of andere wijze opgeëischt moeten worden." „Ten
tweede heeft zich in alle staten, ook bij de overwinnaars, een steeds sterker
wordende beweging voor de verkorting van den actieven diensttijd, die vroeger
algemeen minstens twee jaar bedroeg, baan gebroken, waaraan zich op den
duur geen enkele regeering kan onttrekken. Bewijs hiervan is de in verschil
lende staten reeds gevolgde, in andere ophanden zijnde, verkorting van eten