378 men de voorkeur aan het grootere, maar hoor- en zichtbare gevaar, om de „unheimliche" strook van het onbekende, geluidlooze en onzichtbare gevaar te vermijden. Zoo is het tot een soort indirecte uitwerking gekomen, wanneer de mitrailleurs door misschien physisch niet zeer werkzaam vuur, den vijand genoodzaakt hebben, in sterker bevuurde strooken te doen uitwijken". La Revue d infanterie. No. 459. December 1930. Le tir masqué des mitrailleuses", kolonel Paquet en luit.-kolonel Roze des Ordons. „De mitrailleurs, „operant dans une base de feux", moeten hunne vuren uit gedekte opstellingen afgeven" „De „base de feux" kan niet functionneeren zonder goede ver bindingen, ingesteld tusschen den bataljonscommandant en den commandant van de mitrailleurcompagnie, en tusschen dien commandant en zijn sectie commandanten". „Om ons te bepalen tot de tegenwerpingen, die het vuur uit gedekte opstellingen in normale gevechtsomstandigheden a priori bij sommigen doet opwellen, haasten wij ons te zeggen dat het absurd zou zijn dit vuur als het algemeene geneesmiddel (panacée) te beschouwen. Er zullen zich in het gevecht nog talrijke gelegenheden voordoen om met direct vuur te schieten, omdat men nu eenmaal niet anders zou kunnen". Tactisch gebruik der artillerie. Artilleristische Rundschau. No. 5. December 1930 „Begleitartillerie", kolonel A. Fischer. Naar de opgedane ondervindingen is het kaliber van 4,7 cm. voldoende gebleken om zelfs sterkere tanks voor goed buiten gevecht te stellen. De aanvangssnelheid van dit kaliber moet echter, met het oog op de toekomstige ontwikkeling der tanks, geweldig verhoogd worden, om, in verband met een geëigende projectielvorm, een zoo groot mogelijke eindsnelheid en daarmee trefzekerheid, gestrekte baan en doordringingsvermogen te bereiken. Het gaat hier om snelheden zooals die bij het tegenwoordige geschut nog niet werden toegepast en welke bij de tegenwoordige beginselen, welke bij de geschut- constructie worden gevolgd, ook niet kunnen worden bereikt. Men moet die beginselen daarom loslaten en overnemen de beginselen welke gelden voor de constructie van het infanteriegeweer, nl. lange schietbuis, langzaam ver brandend kruit". „Beschikt de divisie-artillerie over een voldoende aantal moderne vuurmonden met ruimen voorraad munitie en is ze in de samen werking goed geschoold, bezit verder de infanterie een „tuchtigen Scharten- brecher" en kan eindelijk het tankafweerkanon te hulp komen, waar divisie artillerie en „Schartenbrecher" falen, dan is er ook geen plaats meer voor een infanterie-houwitser". Schr. noemt de eischen waaraan dit tankafweerkanon moet voldoen, dat „allein und dauernd ter beschikking staat van de on dercommandanten der infanterie (regiment en bataljon). „De tweeslachtige „infanterie-artillerie" moet dus worden opgegeven en in de plaats daarvan een „gediegene, einheitlich artilleristische Gliederung geschaffen werden, welche die volle Entwicklung und Ausnützung der gegebene Leistungsfahigkeit ver- bürgt". En zoo komen we, in 't kort, tot een „Begleitartillerie" die niet aan de infanterie hangt, maar haar ondersteunt. Zij moet zijn een „Sonderwaffe fiir sich", gemeengoed der infanterie en der artillerie.". The Field Artillery Journal. Nov.-December-nunimer 1930. Field Ar tillery Progress", generaal Gh. P. Summerall. „Het is ondenkbaar dat de veld artillerie zou blijven zwijgen en hulpeloos zou blijven terwijl vijandelijke vliegtuigen zich storten op haar en op haar infanterie met het vernietigende vuur, dat van die aanvallende vliegtuigen kan worden afgegeven. De verdediging tegen luchtstrijdkrachten is vuur van af den grond en tot dit is „more power- full than the air projectiles, the ground troops must be exposed to what might become disabling losses". De verschijning van „the all-purpose fieldgun" en de motoraffuit leggen den nadruk op het vraagstuk van de motoriseering der veldartillerie. Het is ontoelaatbaar het paard te doen vervangen door den motor, tot dat kan worden aangetoond dat de laatste even betrouw baar is als het paard."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 106