de oprichting en het beheer der „Koloniale Reserve", wier be stemming moest zijn le. om de wegens tijdelijke ongeschiktheid uit Indië terugkeerende militairen op te nemen, en 2e. om hier te lande te dienen als kern voor uitzending van suppletietroepen. Voor het onder le. genoemde werd Zutphen, voor het 2e. Nij megen als standplaats aangewezen. Naast de Koloniale Reserve bleef het werfdepot te Harderwijk nog bestaan; eerst in 1907 werd dit opgeheven. Er werd een regeling getroffen, dat vreemdelingen, na te Zut phen weder geschikt te zijn bevonden voor den actieven dienst, op het Koloniaal werfdepot zouden worden gedirigeerd en van daaruit hunne bestemming naar Indië zouden volgen. Te Nij megen werden uitsluitend Nederlanders aangenomen en uitge zonden naar de tropen. De reconvalescenten-afdeeling te Zutphen is ten slotte een mislukking geworden. Immers, lang niet alle tijdelijk gegageerde militairen meldden zich bij de Koloniale Reserve te Zutphen aan. Velen hunner boden zich, na eenigen tijd in Europa te hebben doorgebracht en hersteld te zijn, weder op de gewone wijze voor dienstneming bij het Koloniaal werfdepot te Harderwijk aan en keerden op die wijze weer rechtstreeks naar Indië terug. Nog heeft men getracht hierin verandering te brengen, door in de verbandacten op te nemen, dat de aangenomen militairen zich zoowel verbonden voor den dienst in de tropen, als in het moe derland, waardoor zij verplicht werden, na opzending wegens ziekte, in Nederland te blijven doordienen, doch ook dit heeft niet het gewenschte resultaat opgeleverd. Alleen de eerste jaren van haar bestaan, inzonderheid gedurende de periode van 1894- 1898 (Lombok-oorlog en verraad van Toekoe Oemar) is de Zut- phensche instelling zeer nuttig gebleken. In 1912 is de afdeeling Zutphen der Koloniale Reserve naar Nijmegen overgebracht en eenigen tijd daarna is de reconvalescenten-afdeeling opgeheven. Gedurende haar eerste bestaansjaren stond ook de Koloniale Reserve nog onder rechtstreeksch toezicht van den Minister van Oorlog. Reglementen en voorschriften, bezoldigingen enz. waren vrijwel gelijk aan die van de Hollandsche landmacht. Aan dezen tweeslachtigen toestand is in 1909 een einde gemaakt. Bij K. B. van 24 9-'09 werd de K R. onder direct toezicht van den Minister van Koloniën gesteld. Hiermede ging een grondige herziening van reglementen en voorschriften gepaard en deze werden, vooral wat het administratieve gedeelte betrof, in overeenstemming gebracht met die bij het leger in Nederlandsch-Indië in gebruik. Momenteel zijn op de K. R. alleen nog de Inw. dienst en garni zoensdienst, benevens het reglement van krijgstucht van het Hollandsche leger van toepassing. Wat de formatie van het korps betreft het volgende. Aanvankelijk bestond de K. R. uit den staf te Nijmegen en twee compagnieën, waarvan een te Nijmegen en een te Zutphen. 287

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 13