laatste zal, ingevolge het 6e lid van het hier behandelde artikel 18, wanneer het in 's vijands handen valt, alleen recht op; terug zending hebben, op voorwaarde, dat het tot het einde der vijan delijkheden alleen weder in den geneeskundigen dienst wordt gebruikt. Deze uitzonderingspositie komt billijk voor, omdat voor den vijand het geoefende oog van een luchtvaartuigbestuurder meer te duchten is dan dat van een automobielbestuurder en ook omdat luchtschip-en vliegtuigbestuurders althans voorloopig nog veel moeilijker zijn aan te vullen dan voertuigbestuurders Zou een in handen van de tegenpartij gevallen piloot, zonder eenige beperking of verplichting worden terruggezonden, dan zou men hem in de gelegenheid stellen om een ontbrekend piloot van een militair luchtvaartuig te vervangen en de tegenpartij als zoodanig veel afbreuk te doen. In verband met het onmiddellijk voorafgaande, kan het eenige verwondering baren, dat in dit opzicht de mecaniciens en de marconisten met de piloten zijn gelijkgesteld, daar de beide eerstgenoemde categorieën niet zulk een geoefend oog bezitten en ook gemakkelijker te vervangen zijn de piloten. De seinmiddelen, documenten, photografietoesteilen enz. die zich bevinden aan boord van een sanitair luchtvaartuig, dat in 's vijands handen valt, ondergaan hetzelfde lot als het materieel van een geneeskundig transport, dat in dezelfde omstandigheid komt te verkeeren, d. w. z. behooren de genoemde voorwerpen tot de uitrusting van het luchtvaartuig, dan worden zij terugge geven (artikel 17, lid 4), vormen zij militair materieel, dan kun nen zij in beslag worden genomen (artikel 17, lid 5). Artikel 30. De Conventie van Genève van 1864 en 1906 kenden, evenmin als welke internationale overeenkomst ook, strafbepalingener bestond geen gerechtshof dat vonnissen kon uitspreken en geen macht om dergelijke vonnissen ten uitvoer te leggen. Aan voorstellen om te geraken tot een rechtspraak in geval van schending van de Conventie in geval van oorlog, heeft het in den loop der tijden niet ontbroken. Het denkbeeld van een verplichte internationale rechtspraak won veld door de instelling van het Hof van Internationale Jus titie te 's Gravenhage en dit voornamelijk was oorzaak, dat het bewuste vraagstuk op de Diplomatieke Conferentie van 1929 weer ter sprake kwam, waarbij evenwel bleek, dat geen meer derheid te verkrijgen was voor een voorstel om strafbepalingen in de Conventie op te nemen. Het Hof van Internationale Justitie werd niet het aangewezen gerechtshof geacht, omdat dit in tijd van oorlog niet zoo snel recht zou kunnen spreken, dat het practisch nut zou kunnen hebben. Evenwel werd algemeen aangedrongen om althans uiting te geven aan den wensch om de noodzakelijkheid van een strenge 300

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 26