kenteeken worden erkend voor die landen (Turkije en Egypte,
Perzië), welke deze emblemen reeds gebruikten.
Schreef het oude artikel 20 voor, dat het sanitaire personeel
ook dat der Vereenigingen tot hulpbetoon den bekenden
rooden kruis armband moet dragen en alleen het niet in militaire
uniform gekleede personeel van bedoelde Vereenigingen bovendien
voorzien moest zijn van een identiteitsbewijs, het nieuwe artikel
21 bepaalt, dat al het sanitair personeel ook de geen armband
dragende hulpziekendragers in het bezit behoort te zijn van een
identiteitsbewijs, dat voor het niet in militaire uniform gekleede
personeel der Vereenigingen tot hulpbetoon het portret van den
houder moet dragen.
Het oude artikel 21 bepaalde, dat op de geneeskundige for
maties en inrichtingen, naast de onderscheidingsvlag der Conventie,
steeds de nationale vlag van den oorlogvoerende, waartoe de
formatie of inrichting behoort, moet worden geheschen. Thans
bepaalt artikel 22, dat laatstbedoelde vlag moei worden geheschen
op de vaste inrichtingen en kan worden geheschen op mobiele
formaties.
Nieuw is de bepaling in artikel 22, dat voor zoover de militaire
eischen het toelaten, de oorlogvoerenden de noodige maatregelen
behooren te treffen om de onderscheidingskenteekenen, die de
geneeskundige formaties en inrichtingen aanduiden, voor de vijan
delijke strijdmachten te land, in de lucht en ter zee duidelijk
zichtbaar te maken, teneinde de mogelijkheid van een aanval
daarop uit te sluiten.
Geneeskundige formatie van Vereenigingen tot hulpbetoon van
onzijdige landen, die zijn toegelaten om hare diensten aan een
oorlogvoerende te verleenen, moeten, ingevolge het oude artikel 22,
naast de vlag der Conventie de nationale vlag van dien oorlog
voerende hijschen; het nieuwe artikel 23 geeft aan dergelijke
formaties het recht om nog een derde, n. 1. haar eigen nationale
vlag te hijschen.
f3e bepaling, dat het embleem van het roode kruis op wit veld en
de woorden „Roode Kruis" of „Kruis van Genève", zoowel in
tijd van vrede als in tijd van oorlog, slechts gebruikt kunnen
worden ter bescherming of ter onderkenning van geeeesknndige
formaties en inrichtingen en van het personeel en materieel,
welke onder de bescherming van de Conventie staan (oude arti
kel 23), werd in artikel 24 der nieuwe Conventie aangevuld met
de toestemming aan vrijwillige vereenigingen tot hulpbetoon, om,
in overeenstemming met de nationale wetgeving, van het onder
scheidingsembleem gebruik te maken voor hun menschlievend
werk in tijd van vrede. Voorts kan, doch alleen bij wijze van
uitzondering en met uitdrukkelijke machtiging van een der natio
nale vereenigingen van het Roode Kruis (Roode Halve Maan,
Roode Leeuw en Zon), van het embleem der Conventie in vre
destijd gebruik worden gemaakt om de plaats aan te duiden van
304