Doch al zouden jaarlijks eenige honderden méér uit dit bevol
kingsdeel kunnen worden verkregen, dan nog blijft de voorge
stelde kolonisatie van niet in de tropen geborenen in een tropisch
gebied een experiment, dat nog nimmer op deze wijze (zonder
medewerking van inboorlingen) geslaagd is. De aanvulling van
het belangrijkste element van het Leger mag niet afhangen van
het slagen van deze proefneming.
Dit neemt niet weg, dat geen middel om de aanvulling met
Europeanen, dat een redelijke kans van slagen biedt, onbeproefd
mag worden gelaten. Wie echter de moeilijkheden waarneemt,
die de Europeesche groot- en kleinlandbouw te overwinnen heb
ben, om hier over de gewenschte gronden te kunnen beschikken
(Ranau-districten, Giesting- en Nieuw-Guinea-landbouwkolonisatie,
om enkele voorbeelden uit den laatsten tijd te noemen), zal moeten
erkennen, dat onze agrarische politiek en ingrijpende veran
deringen ten behoeve van „import"-Europeanen zijn zeer zeker niet
te verwachten landbouwkolonisatie van eenige honderden mili
tairen met hunne gezinnen jaarlijks niet toelaat.
De mogelijkheid is dus al in hoofdzaak beperkt tot de Indo-
Europeesche militairen, waarmede wellicht op kleine schaal een
poging zou zijn te wagen maar wat is het zuiver militaire pro
fijt van een dergelijxen maatregel?
De geschikte gronden zullen niet gevonden worden in de ge
bieden, die uit een militair oogpunt voor deze kolonisatie in
aanmerking komen, door de tegenstrijdige eischen voor het slagen
van de kolonisatie, vrije, goede grond in economisch gunstig
gelegen dus geheel of voor een groot deel reeds in cultuur
gebrachte streken uit een militair oogpunt politieke en bevol-
kings-centra, waar vrije grond eveneens zeldzaam zal zijn.
De bevolking der kolonie kan dus niet anders dan als een
reserve beschouwd worden, beschikbaar op militair niet gunstig
gelegen gunten.
309
Dit karakter heeft ook de in de brochure (blz. 48) aangehaalde, voor
gewezen militairen van de „Reichswehr" ontworpen kolonisatie. Het daar
bedoelde krantenbericht moet overigens „cum grano salis" genoten worden
zie het slot van dz. Noot bij blz. 313.
In het I. M. T. 1890 II „Geschiedenis van het 4e Veldbataljon van het N'ed.
Ind. Leger van af 1835, het jaar der oprichting, tot 1890" is sprake van een
voorstel van den Korpscommandant tot het „In leen „geven aan elk goed,
„oppassend soldaat (van) een stukje land, om zich erjmet eenige cultures bezig
„te houden Dit moest dienen ter verbetering van den geesthet kan even
wel geenszins als een voorstel tot landbouwkolonisatie beschouwd worden.
In de I. G. 1890 „De grondslagen der reorganisatie van het Indische Leger"
door E. K. A. de Neve, is herhaaldelijk sprake van landbouwende, al dan niet
te koloniseeren, militairen: bij de Reservebataljons, die de Commissie van
1855 uit de pradjoerits wilde vormen; de „bezoldiging in land" van de Ma-
doereesche Barisanhet voorstel van den schrijver zelf, om „op Java Euro-