zal dus gunstiger zijn te vuren met een tempo 8. Er zal dan gedurende 100:8 is 12'/2 minuut snelvuur kunnen worden af gegeven, zoodat elke vuurstoot 4 minuten kan duren. De vuur- dichtheid per vuurstoot bedraagt dan 3 X4X8:266 0,36. Werd boven aangegeven, dat het van belang is het aantal vuurstooten in verband met de trefferverdeeling zoo klein en dus de stooten zelf zoo krachtig mogelijk te maken, ook moet in beschouwing worden genomen, dat de trefferdichtheid afhan kelijk is van het aantal projectielen per afstand en per richting verschoten m.a.w. van het vuurverplaatsen en strooien. Het V. S. A. punt 226 ad a schrijft voor, dat de door een batterij onder vuur te nemen doelbreedte bij voorkeur bij Qn. op niet grooter dan 100 m. wordt gesteld, terwijl de diepte zelden de 500 m. mag overschrijden. Nemen we nu aan, dat het beschouwde terreinoppervlak 100 m. breed en 200 m. diep is en de breedtewerking van het projectiel 25 m. (in de verschillende voorschriften is hieromtrent niets vastgelegd), dan zal, zonder verplaatsing van de richtlijnen hoog stens een breedte van 3 X 25 is 75 m. gelijkmatig met scherven in de breedte kunnen worden overdekt. Is de doelbreedte echter 100 m., dan zal op een gemiddelde afstand van 3000 M. eenmaal moeten worden gespreid; per stuk wordt dan in twee richtingen gevuurd. Aangezien het doel als een diep doel moet worden aangemerkt (200 m.), zal volgens punt 172 V. S. A. gestrooid moeten worden met een strooimaat van 50 m., uitgaande van 25 m. meer dan de minbegrenzing der strook en eindigend op 25 m. minder dan de plusbegrenzing. Afgescheiden van het feit of deze wijze van strooien wel de economische is en de meest gelijkmatigste verdeeling der scherven geeft, zal op 4 afstanden moeten worden gevuurd. Per afstand worden dan verschoten 3004 is 75 projectielen en per stel schietgegevens 75:2 is 38. Daar het aantal vuurstooten, bij 4 minuten tempo 8, drie bedraagt, zullen op èèn afstand en 38 in èèn richting 13 schoten worden afgegeven. Een diep doel zal dus op de gunstigste wijze onder vuur kun nen worden genomen, wanneer het zoowel in de lengte als in breedte gelijkmatig met projectielen wordt overdekt, terwijl een gelijkmatige trefferverdeeling berust op het afgeven van een vol doend groot aantal schoten met dezelfde gegevens. Hoe is nu het bovenvermelde aantal schoten met dezelfde schietgegevens afgegeven op te voeren in verband met de te bezigen strooimaat? De Gn. springen bij het eindpunt der baan de scherven zul len niet ver voorwaarts vliegen, zoodat, wanneer met dezelfde gegevens op eenzelfde punt een bepaald aantal schoten wordt 325

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 51