Door een eenvoudige teekening kan verder worden nagegaan, dat een te kleine strooimaat ten opzichte van de spreiding een grooter verliesprocent geeft dan een te groote strooimaat, met als gevolg een minder gelijkmatige scherfverdeeling op de uitein den van de terreinstrook. Vandaar dat het voordeelig is bij het bepalen van de strooimaat deze naar boven af te ronden. Wordt dus geschoten met een strooimaat van 3 maal de schootstafel-L. S. 50 en wel bij het beschouwde doel op 2 af standen, dan zullen per afstand 300: 2 is 150 projectielen en per stel schietgegevens 150: 2 is 75 projectielen worden afge geven. Per vuurstoot aldus 753 is 25 schoten, hetgeen het dubbele is van vroeger. Niet alleen wordt hierdoor de vuurlei ding eenvoudiger (vooral bij diepere doelen,) maar tevens verkrijgt men een gelijkmatiger trefferverdeeling. Het V. S.A. punt 172 schrijft verder voor, dat op afstanden boven 3500 m met Gn. gestrooid wordt met een strooimaat van 100 m, uitgaand van 50 m meer dan de minbegrenzing der strook en eindigend op 50 m minder d>an de plusbegrenzing. Nemen we nu een strook aan van 600 m' diepte, waarin de uitbreiding is inbegrepen (zie hetzelfde punt), dan zal volgens bovenstaand punt op zes afstanden moeten worden gevuurd. Wordt echter gestrooid met 3 maal de schootstafel-L. S. 50 en gevuurd met den bergvuurmond lading 2 op afstand van gemid deld 5000 M. dan bedraagt de strooimaat 3 maal 71 m is 225 m naar boven afgerond en wordt het doel ruimschoots overdekt door te vuren op drie afstanden met gelijkmatige verdeeling der scherven. Heeft men ingeschoten op het midden van de strook en bedraagt de artilieristische afstand b.v. 5025, dan wordt automatisch ge vuurd op de afstanden 4800, 5025 en 5250. Voor het verkrijgen van het aantal afstanden wordt dan de strooimaat gedeeld op de totale diepte van het doel, waarbij men aan den ruimen kant blijft al naar gelang van de omstandigheden. Is ingeschoten op den voorkant van de strook, dan verdient het aanbeveling het vuur aan te vangen op l'/2 maal de schoots tafel-L.S. 50 meer dan die voorkant (zie figuur 4) en van hieruit worden dan de overige afstanden bepaald. Hoe staat het verder met de verdeeling van het vuur in de breedte Het V. S. A. punt 145 ad 2e schrijft voor, dat de waaier zoo danig wordt verplaatst, dat de richtlijn van het directiestuk uit komt op den vleugel van rechts van het doel enz. Door deze wijze van vuren zullen dus 50 der schoten van het directiestuk verloren gaan. Wel hebben de scherven van bui ten de strook vallende projectielen voor een deel uitwerking naar binnen, maar eveneens hebben de dicht bij den zijkant binnen den rechtervleugel neerkomende projectielen een uitwerking naar 329

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 55