deelte van de gasmaskerslang. Het ventiel bestaat uit twee vier kante lederen membranen, die aan de vier hoeken bij a (fig. 7b) bevestigd zijn. Door een tweetal stalen veertjes c. (fig. 7 c.) wordt het membraan tegen den afsluitrand b. gedrukt. Het ventiel wordt beschermd door den ventielkoker B., die naar bovenge- schoven, aan A, vastgeschroefd wordt. Bij het inademen bestaat het dichtingsoppervlak slechts uit den smallen rand b. waartegen het membraan drukt. Deze ventielconstructie voldoet niet aan de eischen 1, 2 en 3. Het gedeelte van de ventielconstructie als aan gegeven in fig. 7b. kan echter gemakkelijk van de buis C. los geschroefd en verwisseld worden. Fig. 8a en b. geeft de ventielconstructie van het nieuwe Duitsche legermasker weer. Het ronde dubbelwandige rubber uitademings ventiel is in het mondstuk opgenomen en wordt door een van openingen voorzien deksel a. beschermd. Het dichtingsoppervlak is voldoende groot. Dezelfde ventielconstructie wordt ook bij Duitsche industriemaskers toegepast, doch is het aansluitstuk van de slang beneden en het ventiel boven in het mondstuk aangebracht. Hierdoor ontstaat het groote nadeel dat het conden- satievocht niet gemakkelijk weg kan loopen en dat het ventiel bij gasmaskertrainen, bij sterken wind, dicht gedrukt wordt. De uitademingsventielen in de fig. 7, 8 en 9c. zijn duidelijk heidshalve in open stand geteekend dus in den toestand van uitademen. Fig. 9 a. en c. geeft, op de helft van de ware grootte, de ventielconstructie weer van het Fransche gasmasker R. S. C. (Het verbeterde type van het A. R. S. legermasker). Bij dit maskertype heeft de mondring (een soort doos) een diameter van 102 mm. Het masker komt in 2 typen voor. Bij het eerste type wordt een cylindervormige bus rechtstreeks op het mondstuk geschroefd, bij het andere type wordt een groote vullingbus, door middel van een slang, aan het mondstuk geschroefd. Door het groote vlindervormige uitademingsventiel wordt de constructie van den mondring, die door het deksel D (fig. 9b) gesloten wordt, zeer groot en geeft dit bij het laatstgenoemde type moeilijkheden met de opberging. Het dichtingsoppervlak is voldoende groot (zie het gearceerde gedeelte in fig. 9a). De ventielconstructie voldoet niet aan eisch 5 en 6. Verschillende van de hiervoorgenoemde ventielen hebben het groote nadeel dat zij, door den ongunstigen stand van het ventiel t. o. van den drager, in rust, niet sluiten. Het in fig. 7 afgebeelde ventiel wordt middels 2 veertjes on voldoende tegen den vertikalen rand van de uitademingsopening gedrukt. Indien echter de veertjes krachtiger zouden zijn, zoodat de afsluiting beter gewaarborgd werd, zou de uitademingsweer- 338

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 64