Zoodra een deelnemer het parcours heeft beëindigd en de ring
heeft verlaten komt de volgende binnen. Het publiek, dat ten
slotte de concoursen betaalt, is hiermede ten zeerste gebaat.
In verband hiermede is men dit jaar in Holland er ook zelfs toe
overgegaan om geen verschil meer te maken tusschen omwerpen
met de voor- en met de achterbeenen. Beide telt men voor 4
fouten. De jury heeft nu niets anders te doen dan te zien of een
hindernis valt of niet. De opmerking van schr. dat het is voor
gekomen, dat iemand zoodanig in botsing is gekomen met den
muur, dat deze heftig stond te wankelen en toch 0 fouten ver
kreeg, moet dan ook niet aan de foutentelling worden gericht,
maar aan de opstelling der hindernissen. Een muur behoort een
los bovenstuk te hebben, dat weer is onderverdeeld in kleine
blokken van 20 tot 30 cM. Het aanraken hiervan heeft dan als
regel vallen ten gevolge. Zoo ook het hek te Soerabaja dat bleef
staan, dit zijn fouten in de opstelling maar niet in het systeem.
Volgens de telling van schr. toch zouden in beide gevallen
fouten voor aanraken zijn genoteerd, terwijl fouten voor omver
werpen hadden moeten worden berekend. Men moet bij de
organisatie van een concours er vooral op letten, dat alles vlot
en regelmatig verloopt en daarvoor zijn noodig goede hinder
nissen, maar ook bepalingen, die niet belemmerend op den gang
van zaken werken.
Thans nog een enkel woord over de hoogte der hindernissen.
De gemiddelde hoogte der parcoursen is veelal belangrijk lager
dan in Holland. De minimum hoogte van een E parcours (te
vergelijken met het Indisch maidenspringconcours) is 1.10 M.,
terwijl in dit parcours nog minstens de helft van het aantal
hindernissen een hoogte van 1.20 M. moet hebben. Dit verschil
ligt niet znozeer in de meerdere capaciteiten van de springpaar
den hier, dan wei in de veel langduriger voorbereiding. Men
rekent normaal wel twee jaar noodig te hebben na de africhting
van een paard, alvorens men kans heeft om successen te boeken.
In die twee jaar komt men wel uit met dat paard, maar voor
namelijk om het concoursroutine te laten opdoen.
In Indië wisselt men dikwijls van paarden door verschillende
omstandigheden, toch zagen we in de jaren 1925 '27 de con
coursen hooger worden en wel tengevolge van het feit, dat meer
dere goede springruiters geruimen tijd achtereen in het bezit
waren van goede springpaarden. In het algemeen zal men de
parcoursen dienen te verhoogen om daardoor de betere ruiters
en paarden meer naar voren te laten komen en de ruiters te
dwingen hun paarden zeer ernstig voor te bereiden. Daarnaast
moet men goede maidenspringconcoursen organiseeren om nieu
welingen aan te trekken en aan jonge ruiters en paarden gele
genheid te geven om concoursroutine op te doen. Een foutieve
opvatting is het daarom m.i. dat geen toestemming wordt ver
leend om aan een concours deel te nemen, omdat men slechts
353