10. NOG EENS „HET ZWAARTE PUNT VAN DEN AANVAL". I. M.T. Nos. 1 en 3. 1931. door INF. Daar mij door het naschrift van Majoor van der Wal gebleken is, dat ik in mijn beschouwingen niet duidelijk genoeg ben ge weest, zij 't mij vergund op enkele punten daarvan nog eens terug te komen en daarbij tevens te wijzen op enkele gedeelten in evengenoemd naschrift waarover verschil van meening kan bestaan. In het naschrift wordt gezegd. „Inf." meent noemt het logisch nuchter dat ons A. T. V. „zeer sceptisch staat ten opzichte van vóór het gevecht uitge voerde verkenningen, en het is inderdaad begrijpelijk, dat uit „het gestelde in punt 6 een dergelijke gevolgtrekking wordt „gemaakt Dit zou echter een onderschatten van het nut der ver kenningen tengevolge kunnen hebben, zoodat ik het noodig „acht tegen een dergelijke opvatting een waarschuwend woord „te doen hooren." Uit mijn beschouwingen op blz. 250 in de eerste twee alinea's kan blijken, en tevens uit het tevoren aanhalen van artikel 6 (1) A. T. V. dat ik met deze verkenningen bedoelde, de verkenningen uitgevoerd vóór het nemen van het besluit van den bevelhebber. Heeft misschien het gebruik van het woord „gevecht", door het A. T. V. in artikel 6 en door mij bedoeld in den ruimen zin des woords, aanleiding gegeven tot dit misverstaan Verder aanhalende lezen we in het naschrift „Het resultaat der verkenningen moet de doeltreffende uit voering helpen verzekeren." Wij onderschrijven dit ten volle maardit zijn ver kenningen uitgevoerd na het nemen van het besluit van den bevelhebber Op blz. 252 van het naschrift vermeldt de 3e alinea van boven „Maar men concludeere niet, dat op het in hoofdlijnen vastge stelde plan al dadelijk wordt aangevallen om tijdens den aanval „door nadere bevelen te komen tot een goede uitvoering." Hierin is eene conclusie opgesloten, die wij niet aldus hebben getrokken. 355

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 81