Onze conclusie zou in deze hebben geluid Op het in hoofdlijnen vastgestelde besluit wordt al dadelijk ingegaan om tijdens den aanval door nadere verkenningen te komen tot een goede uitvoering, komende dit weer tot uiting in na het besluit volgende bevelen. Onder „aanval" hier te verstaan alle gevechtshandelingen van en met de ontplooiing en de groepeering voor het gevecht, dus van en met het nemen van het besluit, tot en met c. q. de ver volging, ergo den aanval weer in den ruimen zin des woords. In de 2e alinea op bladzijde 251 van het naschrift wordt vermeend dat wij uit punt 6 minder juiste conclusie's trokken. Ons is niet recht duidelijk welke die minder juiste conclusie's zijn, niet alleen na hetgeen wij in het voorgaande opmerkten, maar ook nog eens aanhalende uit onze eigen beschouwingen de 2e alinea v. b. bladzijde 250: „Dus wordt h.t. 1. wèl na nauwlettende kaartstudie, aangevuld „door terreinverkenningen en de reeds verkregen, meestal schaar- „sche gegevens omtrent den vijand, doch er op rekenende dat „geen voldoende juist inzicht in den tactischen toestand verkregen „is, het besluit tot een te beginnen actie genomen waarbij reeds „in hoofdlijnen de te nemen maatregelen worden vastgesteld". In de 2e alinea v. o. van het naschrift op bladzijde 252 wordt opgemerkt dat de Nederlandsche Gevechtshandleiding, méér dan ons A. T. V., een voorschrift is voor hoogere commandanten en dat in die N. G. handleiding het voorschrijven van het beginsel van het zwaartepunt wèl is noodig gevonden en niet overbodig is geacht. Nu hebben wij wel eens meer de verzuchting gehoord, dat onze voorschriften zoo weinig geven voor lagere commandanten, maar daar het hierom nu niet gaat zullen wij de juistheid van beide meeningen thans in het midden laten. Doch dat, omdat de Nederlandsche Gevechtshandleiding en (of) n'importe welk tactisch voorschrift het decreteeren van iets noodig oordeelt, wij dit ook maar voetstoots zouden hebben te doen, kunnen we zonder meer niet onderschrijven. Voorts wordt in het naschrift op bladzijde 255 gevraagd„What is in a name". Well, daar is dit in, dat tegen het gebruik van een naam in een ver handeling, in een tactiekboek enz. mits deze naam bestemd is voor een begrip dat men op die plaats wil aanduiden, géén bezwaar is. Doch in onze voorschriften heeft men er, nóg eens terecht, naar gestreefd te vermijden, zooveel eenigszins mogelijk is, het benoemen van begrippen, die niet uniform zouden kunnen worden uitgelegd en daardoor ongewenscht verschil in handeling zouden kunnen veroorzaken. Ook na lezing van 's schrijvers laatste betoog blijven we de meening toegedaan dat het bepalen van het zwaartepunt een vanzelfsprekend iets is, waarvan de noodzakelijkheid niet nog eens apart behoeft te worden voorgeschreven. 356

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 82