wegingen daarvoor moeten wijken. Bij de beoefening van het
handgemeen (gevechtsschermen) kan aan dit onderdeel niet genoeg
aandacht besteed worden. In dit opzicht meenen we den len,
Luitenant der Infanterie E. Pesch als een medestander te begroeten.
Wij hebben ons geenszins verheeld, dat het gevaar, om, door
met de karabijn te weren, in de linkerhand en vingers getroffen
te worden, nog wel bestaat, doch niet in die mate, dat het nood
zakelijk geworden is, om het acftief gebruik der karabijn geheel
te verbieden. Ons betoog was dan ookBescherm liever de
linkerhand, teneinde dergelijke verwondingen te voorkomen, al
thans tot een minimum te reduceeren, door het aanbrengen van
een afschroefbare beugel (kom) aan de karabijn, dan het voordeel
van het actief gebruik der karabijn prijs te geven.
Nu haalt de heer Koot een voorbeeld van recenten datum aan,
waardoor naar onze meening het door ons verkondigde echter
in het geheel niet weerlegd is geworden. Immers is het van
zelfsprekend, dat de verwondingen het meest aan de linkerzijde
van het lichaam moesten zijn, ongeacht het feit, of met de kara
bijn al dan niet geweerd was. Dit is ook steeds onze ervaring
geweest bij het gevechts- en wedstrijdschermen. Aan de rech
terzijde, den kant van den gewapenden arm, wordt men niet zoo
veelvuldig getroffen als aan de linkerzijde. Men attaqueert een
maal liever op een meer ongedekte plaats. Is de man links,
heeft hij dus de klewang in de linkerhand, dan zien wij het
tegengestelde gebeuren.
Verwondingen aan de linkerhand en vingers heeft de heer
Koot evenwel niet vermeld. Dit is des te treffender, wanneer
wij bedenken, dat het gevechtsschermen langen tijd verwaarloosd
is geweest en bovendien zooals de heer Koot zelf heeft toege
geven, de vroegere stelling, waarbij de man achter zijn karabijn
wegkroop, voor een groot deel schuld had aan deze verwon
dingen.
Resumeerende zouden wij derhalve het ontstaan van de door
den heer Koot genoemde verwondingen willen toeschrijven aan
le. het feit, dat aan de zijde van den niet-gewapenden arm,
noodwendig de meeste klappen zullen zijn gevallen,
2e. de foutieve, oude stelling, waardoor de niet-gewapende zijde
nog meer bloot kwam,
3e. de mindere geoefendheid van den troep in het handgemeen.
Aan het weren met de karabijn mag het een en ander dus niet
direct geweten worden.
Wij zijn uit dien hoofde geneigd in de aanhaling van den
heer Koot een bevestiging van het door ons verkondigde te
zien, n. 1. dat verwondingen aan de linkerhand en vingers als
gevolg van het weren met de karabijn niet zoo veelvuldig schijnen
voor te komen als weieens beweerd en waarvoor dan ook gevreesd
wordt.
359