en Kopenhagen, bewezen een probaat middel te zijn om een volksmenigte uit elkander te drijven, nog voor dat tot daadwer kelijk verzet werd overgegaan. Verbandplaatsen moeten worden opgericht, waarbij gebruik ware te maken van zich daartoe bij uitstek leenende openbare gebouwen. De troepencommandant richt een commandopost in op een zoodanig punt, dat van daaruit alle bevelen gemakkelijk kunnen worden gedistribueerd, terwijl de communicatie met het burgerlijk gezag gemakkelijk van hier uit moet kunnen plaats hebben. Is de opstand eenmaal uitgebroken, dan zal bij het optreden onzerzijds onderscheid gemaakt dienen te worden tusschen een stad, die geheel in opstand is en een stad, waarin slechts enkele wijken door de opstandelingen zijn bezet. In het eerste geval zal de stad van buiten af moeten worden aangevat; een verdere bespreking hiervan zou ik echter achter wege willen laten, aangezien voorshands veilig mag worden aan genomen, dat bij binnenlandsche onlusten in Nederlandsch-Indië, in de steden het verzet tot bepaalde wijken beperkt zal blijven. Bespreken wij dus slechts dit geval. Het troepenaantal, dat benoodigd is om zulk een opstandig stadskwartier te onderwerpen, hangt in de eerste plaats af van de uitgestrektheid ervan en vervolgens van de sterkte der verzetspartij, die er zich in heeft genesteld, bovendien nog van de mate, waarin deze zich ter verdediging heeft versterkt. Een vast schema hiervoor is dus niet te geven, ieder geval zal op zich zelf beoordeeld moeten worden. Men valle echter niet in de veelgemaakte fout van onder schatting der tegenpartijieder échec van onze troepen, hoe klein ook, dient angstvallig te worden vermeden; vooral bij straatge vechten, waarbij uiteraard slechts partieel kan worden opgetreden, kan een plaatselijk échec onzerzijds onafzienbare gevolgen hebben. Hoewel nog eenigszins voorbarig, kan in verband hiermede reeds worden gewezen op het groote belang om reserves van voldoende sterkte gereed te houden, om onverwijld daar in te zetten, waar onze troepen niet onmiddellijk succes hebben. In verband met het bovenstaande kan er dan ook niet nadruk kelijk genoeg tegen worden gewaarschuwd om afdeelingen van te geringe sterkte uit te zenden, ook niet, zoolang het verzet zich nog niet daadwerkelijk heeft geuit, aangezien kleine patrouilles, uitgezonden om de rust te bewaren, de ordeverstoorders juist tot aanvallen zullen prikkelen, waarbij verliezen aan onze zijde niet zijn te vermijden. Onderhandelingen met den vijand gedurende den strijd mogen niet plaats hebben. De vele voorbeelden uit de geschiedenis, hebben geleerd, dat onderhandelingen nimmer tot het gewenschte resultaat hebben geleid, integendeel hebben zij steeds den opstandelin- 406

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 22