zoo hoog liepen, dat van inlossen geen sprake meer kon zijn. De voornaamste handelaar, die deze minder fraaie praktijk uit oefende was Said Aboe Bakar, een Arabier, die op deze wijze gemakkelijk aan boschproducten kwam, waarvan de prijs nog zeer hoog was. De tweede factor werd gevormd door een ernstige besmettelijke ziekte, waardoor in de jaren 1906 tot en met de eerste helft vap 1908 ongeveer 1800 To Wana den dood vonden. Dit veroorzaakte een geweldige depressie. Daar de To Wana door hun schuwheid en wantrouwen veel last veroorzaakten, is eenige malen militair optreden tegen hen noodzakelijk geweest. Twee voorbeelden daarvan zijn hieronder weergegeven. II. Een fout zonder ernstige gevolgen. Op den 14en December 1908 werd te Kolonodaie bericht ont vangen, van den Civiel Gezaghebber te Poso, dat de To Wana- stam in Todjo (Onderafdeeling Poso) in verzet dreigde te komen tegen het Gouvernement. Reeds vele malen waren uit Poso alarmeerende berichten ont vangen over opstand der Moriers, welke berichten echter steeds onjuist gebleken waren. Daarom werd nu niet veel waarde gehecht aan het ontvangen bericht. Evenwel zij vermeld, dat alle vroegere berichten waren gezon den door reizende handelaren, die „het goed met het Gouver nement meenden doch dat het bericht betreffende het verzet der To Wana van bestuurszijde kwam. Derhalve werd het bericht niet genegeerd en reeds op 16 December vertrokken l'/2 groep Infanterie naar het district Noord Boengkoe, daar in het bericht de mogelijkheid was uitgesproken dat het verzet naar dit district zou overslaan. De patrouille rukte uit met opdracht naar den toestand een onderzoek in te stellen. De Gezaghebber had juist eenige dagen te voren nog een on derhoud gehad met de To Wana-hoofden te Kolonodaie, doch niets in hun houding verried ook maar eenigermate de bevestiging van bovengenoemd bericht. De Gouverneur zond echter Hr. Ms. „Koetei" met een brief waarin eveneens van het verzet werd gewag gemaakt. Dit bericht werd ontvangen op den 27en December. Inmiddels had de patrouille het onderzoek aangevangen en alras bleek, dat er een ontevreden stemming heerschte in het Todjosche door het wreed optreden van een Inlandsch Bestuurs- assistent. Deze had opdracht gegeven aan de aldaar wonende lo Wana om huizen te bouwen, waarvoor zij 5 a 10 dagen tijd kregen. Was in deze termijn het huis niet afgebouwd, dan werden de daders aan een paal gebonden en afgeranseld. 417

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 33