Het in beschouwing genomen geval schetst nu den aanval bedoeld in de 5de fase, echter eerst het gedeelte, dat aanvangt als de eigen infanterie uit een opstelling, gelegen op ongeveer 300 M. van de vijandelijke frontlijn, ten aanval voorwaarts gaat. Van uit de uitgangsstelling rukt zij naar die opstelling op onder dekking van de inleidende beschieting (een stilliggend afsluitingsvuur). De beschreven wijze van artilleriesteun staat in G. V. Mob. A. Noot blz. 15 vermeld als „begeleidend af sluitingsvuur". Ter verduidelijking geven wij het schema van majoor van der Wal, nog wat uitgebreid, nog eens in figuur 1. De punten, welke wij aan een nadere beschouwing zullen onder werpen, zijn de volgende 1. Is de dichtheid van den artilleriesteun, zooals die in het -onderhavige geval wordt toebedeeld, in het algemeen voldoende 2. Is, in het geschetste verband, de hoeveelheid ingezette artil lerie voor den aanval in een dergelijk „aanvalsvak" voldoende? 3. Is, in algemeenen zin een aanval in een „aanvalsvak" van slechts 450 M. breedte uitvoerbaar? ad 1. Wat deze vraag betreft, steunt S. op de Ned. Gev. Handl. p. 254. Echter dient hierbij opgemerkt te worden, dat daarin staat vermeld, dat de bedoelde toebedeeling van artillerie een m i n i m u m is, dat blijkbaar niet voldoende wordt geacht voor het begeleidend afsluitingsvuur. Immers art. 255 laat daarop vol gen, dat de toepassing van dit vuur tot de hooge uitzonderingen zal behooren (evenals trouwens ons G. V. Mob. A.) en dat, alvorens dezen vorm van artilleriesteun toe te passen, overwogen zal moeten worden of de Div. Artie, sterk genoeg is. Bovendien, de Ned. Artie, heeft de 4-stukkenbij, en het aanvalsvak van het bataljon wordt op hoogstens 400 M. breedte berekend. De minynum artilleriesteun volgens het Ned. voorschrift is dus altijd nog 4/3 X 9/8') of anderhalf maal zoo dicht als die in het geschetste voorbeeld. Hiertegenover is het wel eens aardig te demonstreeren welke dichtheid het begeleidend afsluitingsvuur in Frankrijk heeft. De „barrage roulant" wordt in het Inf. Regl. Deel II Le Combat uit voerig beschreven in Titre III, dat elf blz. wijdt aan de samen werking tusschen artillerie en infanterie. Wij hebben gepoogd in figuur 2 een schematisch beeld van dit vuur te geven. In de eerste plaats zal daaruit blijken, dat voor een gelijke frontbreedte de inzet van artillerie voor de geheele barrage rou lant, het dubbele bedraagt van den artiesteun volgens p2 254 425 Schrijver rekent hier blijkbaar voor Ned.-(Ned. Indië) op 9 (8) batterijen van 4 (3) stukken. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 41