met het begeleidende afsluitingsvuur alleen op dit vak te leggen
en onmiddellijk daarnaast kan volstaan met een veel zwakkere
beschieting.
In de bekende brochure Dyxhoorn wordt dit vraagstuk reeds
aangeroerd (blz. 45) en de schrijver komt daarin dan ook tot de
conclusie, dat men de aan weerszijden buiten het aanvalsvak
opgestelde flankeerende vij. vuurwapenen, welke hun vuur in
dat aanvalsvak kunnen brengen, zal moeten neutraliseeren, en
wel „op de zelfde wijze en over gelijke diepte als in
het aanvalsvak zelf en over een breedte welke afhangt van het
terrein" (en van de werkzame dracht der flankeerende vuurwa
penen, voegen wij daaraan toe).
Ook wat de dichtheid betreft, moet dit vuur aan dezelfde
eischen voldoen als het begeleidende afsluitingsvuur in het aan
valsvak zelf.
Wij mogen dus veilig aannemen, dat in het onderwerpelijke
geval, het begeleidend afsluitingsvuur in beginsel moet wor
den ingezet over een frontbreedte, welke aan weerszijden minstens
tweemaal de eigenlijke breedte van het aanvalsvak daarbuiten
uitsteekt. Hetgeen hier beteekent, dat vijfmaal zooveel artillerie
moet worden ingezet als voor het aanvalsvak zelf noodig zou zijn.
Het spreekt wel vanzelf, dat terreinsomstandigheden en het
verloop van de vij. hoofdweerstandsstrook hierop een voor den
aanvaller gunstigen invloed kunnen uitoefenen. Een saillant of
terreinafscheidingen kunnen bijv. den invloed van flankeerende
vuurwapenen gedeeltelijk uitschakelen.
Hieruit blijkt dus wel van hoeveel belang het is, bij het uit
zoeken van een aanvalsstrook de kaart en het terrein zorgvuldig
te bestudeeren en te ontleden en zwakke punten in 's vijands
opstelling te onderkennen.
Maar dit neemt niet weg, dat het zeer nadeelig blijft om zijn
krachten op een smal front in te zetten
Dit brengt ons tot het punt
ad 3. Kan men in het algemeen wel een dergelijk smal aan
valsvak kiezen
In het op blz. 424 noot vermelde artikel „Gevechtsvak en
aanvalsvak" neemt de luit. kol. R. L. Hoffmann dit vraagstuk
uitvoerig in beschouwing.
Het betoog van dezen schrijver, toegepast op het onderhavige
geval, komt neer op het ondervolgende
Stel, dat de aanval in het gekozen vak van 450 M. breedte
lukt en dat wij ongeveer 1000 M. diep in de vij. hoofdweer
standsstrook doordringen. Alsdan heeft zich een toestand ont
wikkeld, welke in figuur 4 schematisch is voorgesteld. Er is een
smalle zak ontstaan, waarin ten spoedigste een enorme massa
troepen moet worden geperst, want niet alleen is de frontlijn
427