Het gaat er om een algemeene betrekking af te ieiden voor
een springpunt behoorende bij een baan, die een zijdelingsche
afwijking ten opzichte van het inschietpunt vertoont.
Teneinde hiertoe een figuur overeenkomstig de werkelijkheid
op te stellen, moeten we beginnen 2 mogelijkheden te onder
scheiden
De terreinhoek is met juistheid bekend.
b. De bepaalde terreinhoek wijktafvan de
w e r k e 1 ij k e.
ad a. Beschouwen we figuur 2, die ten behoeve van de onderlinge
vergelijking zooveel mogelijk in den geest van fig. 1 is opgezet
D Inschietpunt;
Vlak I Horizontaal vlak door D
WD Waarnemingslijn
Vlak II Verticaal vlak door de waarnemingslijn;
WD Fjlij'n/5 V'ak en horizontale projectie waarn. lijn;
D K stelt de snijlijn voor van het rooivlak met het horizon
tale vlak indien de batterij zijdelings op het inschietpunt
gericht staat, m.a.w. L F D K a.
De vraag is nu, hoe zullen wij de richtlijn in de figuur
moeten aanbrengen
Veronderstellende, dat de terreinhoek juist is, zal, bij niet te
groote zijdelingsche afwijking van de batterij ten opzichte van
het inschietpunt, de richtlijn het horizontale vlak door D in
een punt ontmoeten gelegen op de lijn D H loodrecht D K, een
punt dat bij een zijdelingsche afwijking van Z °/00, op een afstand
Z X b van het inschietpunt D is verwijderd, (ten rechte een cirkel
boog, dus Z binnen beperkte grenzen.)
Zij A het bovengenoemde snijpunt.
In de veronderstelling, dat de zijdelingsche afwijking van de
batterij niet te groot is, stelt de lijn A C evenwijdig D K, de
snijlijn voor van het rooivlak (III) met het horizontale vlak. Het
snijpunt P is dan het punt waar de verticale snijlijn P Q van de
vlakken I en III het horizontale vlak door D ontmoet. Als gevolg
van de helling van de waarnemingslijn zal laatstgenoemde lijn de
snijlijn P Q in een punt G ontmoeten.
Op overeenkomstige wijze zal de richtlijn de snijlijn P Q in
het punt B snijden, zoodanig, dat L P A B t.
Het moge duidelijk wezen, dat een afstandwijziging nóch een
wijziging van de zijdelingsche richting van de batterij oorzaak
kan zijn, dat het snijpunt van de richtlijn en het horizontale vlak
II zich van de loodlijn D H kan verwijderen. Waarmede dus is
aangetoond, dat voor het geval de terreinhoek met juistheid be
kend is, tot welke fouten in afstand èn/óf zijdelingsche richting
de vuurvoorbereiding ook moge hebben geleid, de richtlijn nood-
433