zakelijkerwijs op de boven omschreven wijze in de figuur dient
te worden aangegeven.
In dezen gedachtengang terugkeerende tot fig. 1 zien wij dus,
dat de richtlijn aldaar onjuist is aangebracht, terwijl wij ons in
het algemeen geen voorstelling kunnen maken van de correcties,
waarmede een vuurleider de richtlijn met een als in de figuur
aangenomen zuiverheid door het fictieve punt P zou weten te
brengen.
Gaan we thans na, of de aldus gegeven voorstelling van zaken
ingrijpende veranderingen in de afgeleide betrekking te
weegbrengt.
Aannemende, dat we de ware en de waargenomen springhoogte
van een springpunt S langs de verticaal P Q mogen meten instede
van resp. langs loodlijnen uit S resp. op de richtlijn en de waar-
nemingslijn neergelaten moge uit fig. 2 blijken
Ware springhoogte S B
W
Opgemeten springhoogte X -g- S G
Of wel schijnbaar springhoogte verschil B G of zooals stel
ler van het hier besproken artikel het zou uitdrukken„foutieve
S H" B G.
Het moet nu in onze bedoeling liggen een verband te zoeken
tusschen dit verschil B G en de zijdelingsche afwijking van de
batterij, zoomede de grootheden a, p enz.
Verbinden we G en A dan stelt G A de projectie van de waar-
nemingslijn voor op het rooivlak en is L W' A C P' (zie V.S.A.)
Het is duidelijk, dat het vlak W D A W', het waarnemings
vla k I voorstelt, ten opzichte waarvan de richtlijn (vlak door
richtlijn en D H) een langshelling (t /S') vertoont.
Mede als gevolg van deze langshelling zal de hoogte van het
springpunt S dat een lengteafwijking G A bezit dus schijnbaar
G A (t P') veranderen.
434
Aldus handelende worden zonder meer de afstanden van het springpunt
resp. gemeten langs loodlijnen op de waarnemingslijn en op de richtlijn
met elkaar vergeleken (afgetrokken). Aangezien deze loodlijnen niet samen
vallen is dit theoretisch niet juist.
Een eenvoudige beschouwing zou echter aantoonen, dat tusschen 2 metingen
resp. op de genoemde loodlijnen de betrekking: „Meting langs loodlijn op
W lijn II x meting langs loodlijn op richtlijn" bestaat.
cos t
In verband met de waarde van t en 300 °/m zal men dus geen fout
begaan indien de metingen langs genoemde verticaal worden gedaan.