Hiermede zal dan een toestand zijn geschapen, die nog gun
stiger genoemd kan worden dan de in het V. S. A. veronderstelde
normale en moet dus de toepassing van de meergenoemde regel
overbodig wezen.
Gaan we tenslotte na, welke moeilijkheden de schrijver veron
derstelt bij de bepaling van de ware springhoogte door den
ondercommandant
Vooropgezet, dat een springhoogte zal worden opgemeten, die
niet bruikbaar is voor berekeningen met de door schrijver aan
gegeven regel, achten wij den ondercommandant wel in staat de
ware springhoogte op te meten.
Indien de ondercommandant de richtlijn van zijn waarnemings
instrument slechts dezelfde verhooging geeft als die van de bat
terij, zal hij, welke fout de vuurleider bij de bepaling van die
terreinhoek ook gemaakt moge hebben, steeds de springhoogte
ten opzichte van de richtlijn der stukken, m. a. w. de ware spring
hoogte vaststellen.
Met behulp van den boussolehoekmeter, waarmede verheffingen
nauwkeurig gegeven kunnen worden, zal de O. C. (c. q. na een
tijdelijke terreinhoekverhooging) in ieder stadium van het vuur
dus in staat wezen aan den vuurleider de ware springhoogte te
verschaffen. In verband met ev. fouten in de bepaling van de
terreinhoek is hiermede echter niet bepaald, op welke hoogte
het springpunt zich boven het doel bevindt.
Hierin is bijv. een middel gelegen om alvorens tot het uitwer-
kingsvuur over te gaan de terreinhoek en de tempeering nader
te contröleeren.
De waarnemer, die het kruispunt van zijn richtinstrument recht
streeks ten opzichte van het inschietpunt (hij ziet het) omhoog
brengt, zal nl. met zekerheid kunnen zeggen op welke hoogte
de waarnemingslijn zich boven het doel bevindt.
Terwijl de O. C. dus in staat is om de ware springhoogte te
bepalen, zonder met nauwkeurigheid de hoogteligging van het
springpunt ten opzichte van het inschietpunt te kunnen vast
stellen, zien we, dat de vuurleider in de gelegenheid is deze
ontbrekende hoogteligging nauwkeurig op te meten.
Deze elkaar aanvullende metingen O. C. en B. C. nu willen
wij onder bepaalde omstandigheden benutten om de terreinhoek
en de tempeering van eventueele fouten te zuiveren.
Moge het ondervolgende dit duidelijk maken
Veronderstellen wij, dat de terreinhoek 13 verhoogd is,
om de springpunten voor den O. C. zichtbaar te maken en dat
de vuurleider zijn kruispunt 10 °/00 boven het inschietpunt
heeft gebracht W/S 1,3). Blijkens de meldingen van den O. C.
bedraagt het gemiddelde van eenige lagen 3°/00 en neemt de
vuurleider het gemiddelde springpunt zelf 4 °/00 waar.
441