Herleid voor de batterij heeft het gem. springpunt dus-g- X 4
5 °/oo boven de waarnemingslijn gelegen.
De O. C. heeft dit springpunt gemiddeld 3 °/00 waargenomen, dus
2 °/00 lager dan de B. C m. a. w. moet de richtlijn 2 °/00 boven
de waarnemingslijn gelegen hebben.
Aangezien de waarnemingslijn zich 13 °/00 boven het doel be
vond, moet de richtlijn ter plaatse van het doel er dus 13 2
15 °/oo boven loopen en zal een terreinhoekcorrectie van 15
minder de richtlijn op de gewenschte plaats brengen, terwijl op
grond van de gemelde ware springhoogte van 3 °/0o de tempee-
ring voor zooveel noodig kan worden gewijzigd.
442
Om tot een juiste berekening van het onderling beloop van waarne
mingslijn en richtlijn ter hoogte van het inschietpunt te kunnen geraken, zal
de vuurleider voor het geval hij het gemiddelde springpunt niet in de richting
waarneemt, bij Waarn. vlak I, zijn gemiddelde waarneming met de betrek-
sind o.
king uit het V. S. A. moeten herleiden.
In het veronderstelde geval echter, is het grensschieten beëindigd en kan
met reden verwacht worden, dat, zooal niet elk der springpunten voor zich,
dan toch in ieder geval het gemiddelde springpunt geen zijdelingsche afwij
king meer ten opzichte van de waarnemingslijn zal vertoonen en de toepas
sing van genoemde betrekking in dit verband practisch achterwege blijft.