Uitgaande van de premisse, dat jachtdoelen gezien moeten worden door den vuurleider, zal deze vanaf zijn waarnemingspost het voorgelegen zichtbare terrein aan een nauwkeurige ontleding onderwerpen. Hij zal zich dit terrein geheel eigen moeten maken, aangevuld met terrein- of panoramaschets. Daarna legt hij aan de hand van het terrein op de kaart die punten vast, welke hem het belangrijkst voorkomen in verband met den taktischen toestand. Beperking van punten is aan te bevelen, hierbij schaadt overdaad. Als uitgangspunt voor de zijdelingsche richting wordt onge veer het midden van het beschouwde terreinoppervlak of een gunstig gelegen punt aangenomen. Deze richting wordt als bewa kingsrichting aangenomen. Ten opzichte van deze bewakings richting worden de richtingen naar de overige punten vastgelegd. Vervolgens worden de terreinhoeken, de afstanden, de ladingen en de regelaar bepaald. Het verdient verder aanbeveling de vaste daginvloeden in den afstand en de tempeering te verwerken, benevens eventueel een terreinhoektoeslag in den terreinhoek op te nemen. Bij het bepalen van de lading moet niet alleen rekening wor den gehouden met terreinsverhevenheden in de nabijheid van het vastgelegde punt, maar zal tevens voor elke richting door den ondercommandant nauwkeurig moeten worden opgegeven de hoogte van de voorgelegen dekking en wel voor alle projectielsoorten. Geeft een ondercommandant, zooals gewoonlijk, alleen de hoogte van de dekking op voor de algemeene schootrichting, dan kan een batterijcommandant voor koopjes komen te staan als de batterij plotseling 200 a 300 °/00 moet omzwaaien en de granaat met snelle werking in de voorgelegen dekking springt a. a. z. Ook kan het voorkomen, dat bij groote richtingverandering één of meerdere stukken moeten worden verplaatst ter wille van de veiligheid in de batterij. De ondercommandant zal ook dit voor de verschillende richtingen naar de opgegeven punten moeten nagaan; daarvoor heeft hij den tijd, aangezien het onderwerp handelt over de verdediging. Is het met deze consequentie's voor oogen dan niet aanbeve lenswaardig, dat een batterijcommandant zooveel mogelijk voor bereidt en laat voorbereiden, dus niet alleen voor zich zelve bij wijze van taxtatie, maar evenzoo voor de batterij, want met dit instrument wordt per slot van rekening geschoten. Moet gevuurd worden op een bepaald punt of op een doel in de nabijheid van dit punt gelegen, dan weten zoowel de onder commandant als de stukscommandanten wat eventueel moet ge schieden en waar in het bijzonder de aandacht aan moet worden besteed. Zijn zij niet ten volle voorbereid, dan bestaat de mo gelijkheid, dat bij het openen van het vuur het jachtdoel is ver dwenen. 445

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 61