19. K a b i s c h is van meening, dat in het bovenstaande de ver
diensten van het Legercdo. Von Prittwitz, voor zooverre die
voor Tannenberg in aanmerking komen, afdoende zijn begrensd. Alle
verder reikende aanspraken streven n. z. m. het doel voorbij. De
mededeelingen kloppen met H o f f m a n n s mondelinge voor
stelling van zaken 1915/16 (punt 11a). Het telefoongesprek van
Von Prittwitz van den 20 Aug. 's avonds met de O. H. L.
is daardoor eveneens voldoerde opgehelderd.
Thans blijft nog over de tegenspraak in zijn uitingen van den
21 Aug. 's avonds tegenover Von M o 11 k e, met de werkelijke,
aan Conrad meermalen zelfs ook door hemzelf over
gebrachte plannen van het Legercdo. Deze tegenspraak begrijpt
ieder, die den persoon van Von Prittwitz heeft gekend, zijn
groote zelfbewustheid, zijn dikwijls zeer ruwe wijze van uitdrukken.
Von Prittwitz wilde eenvoudig bij de O.H.L versterkingen
bemachtigenals vervanging voor de hem te zijnertijd in uitzicht
gestelde en later aan het Westfront toegewezen vijf Ersatz-divisiën.
Men kan zijn innerlijke meening over de O. H L. in die dagen
als tamelijk verbitterd aanmerken.
Daarbij komt nog, dat hij persoonlijk klaarblijkelijk slechts met
moeite is afgebracht kunnen worden van de gedachte„terugtocht
achter den Weichsel". De woorden in het legerbevel van den
20 Aug. dragen dan ook den stempel van een compromis.
20. De mededeelingen van Von Waldersee aan Von
Fleischmann geven ons een duidelijk beeld van den ge-
dachtengang van den stafchef; welke in hoofdzaak neerkomt op wat
Schlieffen eens zeide: „Hoffentlich wird sich kein preus-
„zischer General finden, der sich in Ost-Preuszen schlagen oder
„nach Königsberg abdringen liesze". En dat laatste nu" vreesde
hij juist, vanwege den opmarsch van Samsonow, en wilde
hij voor alles vermijden. Hij rekent op snel volgen van Ren-
nenkampff, en op snel voorwaarts rukken van Samsonow.
Daarom: „als het nog maar gelukt om achter den Wechsel te
„komen"; nog dreigt het gevaar om van de rivier te worden
afgesneden. Hoffmann had immers juist in het Stafkwartier
betoogd, dat elke waarborg daarvoor ontbrak, zoo lang Von
S c h o 11 z niet werd ondersteund(Dat Von Fleischmann
daarop nog niets aan Conrad meldt, bewijst, dat hij nog niet
den indruk had gekregen van een onomstootelijk feit).
Met slechts weinig verbeeldingskracht kan men zich voorstellen,
dat de chef van den Staf van het 8e Leger's nachts vol bezorgd
heid met passer en kaart arbeidde: „zal het gelukken om het
„Narew-Leger vöör te zijn? Komen 1 L. K. en 3 res. Div. op tijd
„aan? Zullen wij het kunnen wagen, om ten Oosten van den
Weichsel nóg eens den strijd op te nemen?
En welk een uitstekend vertegenwoordiger van het verbonden
Oost. Hong. Opperbevel in de persoon van Kap. V o n Fleisch-
482