Deze wijze van vuurverleggen heeft tactische voordeelen, maar is geen vuurwals en tracht zulks ook niet te zijn. Is de aanval op lijn A gelukt, dank zij den artilleriesteun, dan zal de infanterie onmiddellijk verder oprukken. Is bekend of te verwachten dat uit een volgende, zich in het terrein teekenende lijn (B) opnieuw weerstand geboden zal wor den, zoo kan te voren voor die lijn een dergelijke afspraak wor den gemaakt, waarbij evenwel het uur Y, waarop het artillerie vuur geopend moet worden, eerst na het bereiken van lijn A wordt bepaald op grond van door de Infanterie af te geven vuur- werkseinen. Ook kan het moment voor het ophouden van het vuur met seinen uit voorste lijn worden aangegeven, waardoor de afspraak al heel eenvoudig wordt; voor de artillerie is van belang dat zij tevo ren het doel weet en zich daarop kan voorbereiden, eventueel door inschieten. Indien een 2e doel niet a priori is aan te geven, moet zulks later door de voorste troepen worden opgegeven, wat meer tijd kost. Zoo noodig laat de infanteriecdt. zijn troepen tijdig halt houden en bereidt opnieuw een aanval voor met artilleriesteun in den geest van het schema, waardoor onnoodige verliezen ver meden worden en wellicht een échec wordt bespaard. In al deze gevallen is gezichtsverband tusschen de vurende artillerie en de aanvallende Infanterie van veel belang. VUURDICHTHEID. Wat de vuurdichtheid van het artillerievuur betreft, feitelijk staat het schema hierbuiten, hoewel bij het maken van de af spraak natuurlijk daarmede rekening gehouden dient te worden door den A. Q. C., die den infanteriecdt. zal mededeelen dat hij met 1 afdeeling artillerie slechts een breedte van een 450 M. kan bevuren, een getal gegrond op het V. S. A. (3 schoten per 25 M. per minuut) waarbij voor een batterij van 3 stukken een vuursnelheid van 6 schoten per stuk per minuut is vereischt. (voor een 4 stukken- batterij wordt dit 4 a 5 schotenwaar de meerdere kosten van een 4 stukkenbatterij in verhouding tot het zooveel grootere ren dement slechts gering zijn denk aan staven, vuurleidingstoestel len moet een 3 stukken batterij als oneconomisch worden ver oordeeld.) Voor het begeleidend afsluitingsvuur is deze dichtheid inderdaad onvoldoende, doch in het voorgaande is reeds door mij aangege ven dat het vooruitgaande vuur van het schema geen begeleidend afsluitingsvuur is of wil zijn. Dat naast het vuur op de vijandelijke voorste lijn vuur op de meer achterwaarts gelegen opstellingen gewenscht is, is volkomen juist. Waar in de meeste gevallen de artillerie slechts ternauwer nood voldoende is voor het vuur op de voorste lijn, zooals ook 498

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 34