te verleggen, waardoor flankeerend opgestelde automatische wa penen worden bevuurd en tevens de aanval van het nevenbatal jon krachtdadig wordt gesteund. De breedte van het aanvalsvak. De kapt. S. wijst voorts op het nadeel verbonden aan een dergelijk smal aanvalsfront, zelfs indien de aanval gelukt en neemt dan een voorbeeld, toegelicht door een schets, waarbij een aanval op een breedte van 450 M. er in slaagt tot 1000 M. in de vijan delijke stelling door te dringen en dan natuurlijk zeer blootgesteld is aan vijandelijke tegenaanvallen en aan vuurconcentraties. Deze voorstelling van zaken komt ons wel ietwat schematisch voor en niet overèènkomstig de werkelijkheid. In de eerste plaats zal het lang niet altijd noodig zijn tot een diepte van 1000 M. door te dringen, alvorens de vijandelijke stelling doorbroken is, terwijl voorts aan het bezwaar van een beperkt front kan worden tegemoet gekomen door het aanvalsvak zoo te kiezen dat èèn der vleugels door een aldaar aanwezige terreinafscheiding of door een op die vleugel aanwezige open strook gemakkelijk te beveiligen is. De toestand wordt dan al dadelijk veel gunstiger en zal nog meer verbeteren, indien op de bedreigde flank de aanval van het nevenbataljon wordt gesteund door zijdelings vuurverleggen (zie te voren). Bovendien zullen de vuurwapenen van het aanvallend bataljon, in het bijzonder die van de bataljonsreserves en de mitrailleurs, zoodra in de vijandelijke opstelling is doorgedrongen door hun vuur den aanval van de neventroepen eveneens steunen. Ook in het door den kapt. S aangehaalde, zeer heldere, „Régie- ment de 1'lnfanterie" wordt de nadruk gelegd op deze taak van de reserves. Als gevolg van deze wijze van ageeren zal dan ook het ne venbataljon er in slagen geheel of gedeeltelijk in de opstelling, door te dringen, aldus de zak belangrijk vergrootende. Ook de nota betreffende de in 1929 gehouden oefeningen (zie punt 15) laat zich in dezen geest uit en noemt als middel het zijdelings vuurverleggen door de artillerie. M. a. w., heeft de frontale aanval op beperkt front succes, dan moet en zal daarop onmiddellijk volgen een verbreeding van het oorspronkelijke aanvalsfront. Dat een toestand zal ontstaan, zooals door den kapt. S is geschetst, is o. i. dan ook niet waarschijnlijk en in elk geval hoogst ongunstig, zooals door den schrijver terecht wordt aan getoondeen dergelijk verloop van den aanval moet en kan worden vermeden. Voor een afdeeling, welke omvattend wordt ingezet, is de toestand van het begin af gunstiger, omdat in dat geval de be- 500

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 36