te maken. De kampong Wringinanom ligt aan den bovenloop der K. Amprong; tusschen deze kampong en den boschrand liggen nog enkele kleine kampongs (z.g. randkampongs). Zooals reeds op blz. 227 van het I. M. T. 1931 No. 3 vermeld, onttrekt de tegenpartij zich aan iedere aanraking met onze troepen; zij houdt zich op in het zwaar begroeide en geaccidenteerde boschterrein en waagt zich alleen bij uiterste noodzaak voorfou- rageeringen en familiebezoek in de kampongs. Hoewel de balans nu naar onze zijde is overgeslagen, moet toch voortdurend de grootste waakzaamheid en activiteit worden betracht en niets worden geriskeerd. Elke tegenslag hoe klein ook kan de balans wederom naar de zijde der tegenpartij doen overslaan. Luit. B. moet hier vooral mee rekening houden. De marschdiscipline bij de uit te zenden patrouilles moet streng gehandhaafd blijven en alle overige te nemen maatregelen, zoowel op marsch als in de rust, moeten der verzetspartij geen kans bieden op succes van haar zijde. Het te Wringinanom te betrekken marschbivak moet liefst buiten de eigenlijke kampong van dien naam worden gebouwd. Nadat aanvankelijk onder de groepszeilen wordt gelegerd binnen een bamboepagger, worden langzamerhand tijdelijke barakken gemaakt en de bamboepagger vervangen door een versperring van gewa pend ijzerdraad. Het is noodzakelijk dat de troep bijv. na een langdurige meer- daagsche patrouille bij thuiskomst een weinig comfort geniet, bestaande uit een goede ligplaats op een balé-balé en het behoorlijk kunnen reinigen van lichaam, kleeren en wapens; de goede geest wordt er door bevorderd, terwijl het zware patrouillewerk met opgewektheid wordt aanvaard. De ten behoeve van een ageerende troep benoodigde levens middelen enz. behooren in een magazijn te worden opgeslagen en onder bewaking van minstens een K. brigade te worden gesteld. Een marschbivak is dus voor ageerende troepen onontbeerlijk. Het marschbivak is echter niet te beschouwen als een plaats, waar men het liefst zit om te genieten van het eenige comfort in de rimboe; van waar men dus liefst niet uitrukt, omdat er geen of' niet voldoend betrouwbare berichten omtrent de djahats zijn. Het marschbivak is voor een actieve troep a.h.w. een noodza kelijk kwaad; deze mag zich hier niet aan gekluisterd voelen. Is het noodig, dan rukt de geheele bezetting uit en wordt de bewa king ervan aan het kamponghoofd opgedragen. Luit. B. rukt met zijn 4 K. brigs. 4 KMs., waarbij de noodige dragers, op naar kg. Wringinanom en betrekt er bivak aan de K. Amprong. Daarna zoekt hij zoo spoedig mogelijk naar een geschikt terrein, bovenstrooms van de kampong, voor den bouw van een marschbivak, waarvoor een terrein van 60 X 60 M. voldoende 504

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 40