Alvorens de overvalling op sporen te behandelen, zal even
worden stilgestaan bij de gevallen, dat sporen worden gezocht
en gevonden, echter niet op eenig bericht.
a. Hiervoren is reeds gezegd, dat bij het niet binnenkomen
van berichten omtrent fourageurs, de patrouilles achter de
randkampongs naar sporen moeten zoeken veelal zullen deze
na een regenachtigen nacht gemakkelijker worden gevonden.
Gelukt dit aan een patrouille, dan wordt de bende op die
sporen overvallen,
b Wanneer van uit het boschterrein de toegangspaden tot de
randkampongs worden geobserveerd zie hierboven en de
patrouille heeft het geluk om een bende te zien, die langs
een pad het bosch intrekt, zal het al een heel groot toeval
zijn, indien dit gebeurt langs het pad, waar de patrouille
opgesteld staat. Indien de bende langs een ander pad of
dwars door het terrein gaat om in het bosch te verdwijnen,
zal het voor de patrouille veelal ondoenlijk zijn om de bende
ongemerkt in den boschrand op te wachten op de plaats
waar zij het bosch in zal gaan men weet immers niet waar
dit precies plaats zal hebben. Veiliger is dan ook de methode
om de bende kalm het bosch in te laten trekken en daarna
haar sporen behoedzaam te volgen,
c. Ten slotte kunnen door een patrouille versche sporen in het
bosch worden aangetroffen, hetzij in het stroomgebied van
een rivier of op een waterscheiding.
In al deze gevallen het vinden van sporen al dan niet op
bericht moet de bende op deze sporen worden overvallen en
onschadelijk gemaakt.
HOE GESCHIEDT DIT
Het goed volgen der sporen, het niet kwijtraken daarvan en
het behoedzaam en geruischloos loopen door de patrouille zijn hier
bij de hoofdzaken. Daartoe zullen de spoorzoekers worden gebruikt,
die ten getale van 2 a 3 vóór de patrouille uit moeten loopen hierbij
bevindt zich de patr. comdt. De spoorzoekers kunnen het spoor het
beste volgen, terwijl de minste kans bestaat dat zij het kwijt zullen
raken. De patrouille zelf, die op gezichtsafstand de spoorzoekers
volgt, moet zoo geruischloos mogelijk loopen (den dragers wordt
gelast op gezichtsafstand achter het gros der patr. te volgen).
De spoorzoekers loopen behoedzaam. Een van hen wordt met het
volgen van het spoor belast, terwijl de anderen goed uitkijken.
De patr. comdt. behoort zich bij de spoorzoekers te bevinden om
direct te kunnen handelen hij heeft het bovendien in de hand
om bij twijfel aan het goede spoor dadelijk in te grijpen daartoe
is het noodig dat hijzelf op de hoogte is van het sporen zoeken.
510