a Deze kennis is voor elk officier in de rimboe van het hoogste belang. Gaat het groote spoor over in talrijke kleinere sporen, dan worden deze laatste elk afzonderlijk door een spoorzoeker over eenigen afstand gevolgdde patrouille houdt intusschen halt. Aldra zal blijken, dat deze kleine sporen zich gewoonlijk weer vereenigen. Anders moet het duidelijkste spoor worden gevolgd en moet worden onthouden aan welke zijde(n) zich de andere sporen hiervan hebben afgescheiden zoodat indien later op dit duidelijke spoor de andere sporen terugkomen, hieruit niet mag worden afgeleid, dat daar de sporen weer uiteen zijn gegaan. Gaat een spoor geheel verloren en heeft het voortdurend bijv. in de richting Oost-West geloopen, dan wordt er op diezelfde richting in een grooten boog naar gezocht. Het kan immers zijn, dat op het punt a de terreinsgesteldheid van dien aard is, dat sporen over eenigen afstand onmogelijk terug gevonden kunnen worden, (karangterrein bijv.). Levert dit middel geen resultaat op, dan is het beslist zeker, dat de djahats op het oorspronkelijk spoor hebben teruggeloopen om op een gunstig plekje het zijterrein in te verdwijnen. De spoorzoekers zullen nu in groote bogen op beide zijden van het oorspronkelijk spoor naar de verloren gegane sporen moeten zoeken. Deze bogen zullen de verloren gegane sporen beslist moeten kruisen. Ook op andere manieren trachten de djahats hun sporen te verbergenop de bladeren met geknakte hoofdnerven, waar dus over heen is geloopen worden door den achtersten man der bende andere ongeschonden bladeren gelegd of men tracht de patrouille van de wijs te brengen door op modderige plekken achterste voren te loopen. 511 weg, door de pa- *r-trouille gevolgd. bi a a plaats, waar het spoor verloren ging. b boog, waarin naar sporen moet worden gezocht. c. bogen, waarin naar de verloren gegane sporen gezocht moet worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 47